Samuel Zeller/Unsplash
Wie en Wat Is God? (Eerste Deel)
Vervolg van Hoe de Zeven Mysteries Onthuld Werden (Vijfde Deel)
Enige jaren geleden keerde ik terug naar mijn hotel in New-Delhi van een persoonlijk onderhoud met wijlen Indira Gandhi, premier van India. Vanaf mijn aankomst in India had ik overal koeien en ossen door de straten zien zwerven. In geen enkel ander land had ik ooit zulke dieren los door de straten van een stad zien dwalen. „Dwalen die koeien niet erg ver van huis af?” vroeg ik aan de chauffeur.
„O ja”, antwoordde hij.
„Maar”, vroeg ik, „als ze zo ver door de straten zwerven, hoe vinden hun eigenaars ze dan om ze voor de nacht terug naar huis te brengen?”
De chauffeur glimlachte. „De eigenaars weten dat ook niet. Maar de koeien en ossen kennen hun eigenaars en weten waar zij wonen. Ze vinden ‘s avonds hun eigen weg naar huis.”
Onmiddellijk dacht ik aan de tekst in het eerste hoofdstuk van Jesaja, een tekst die ik voor deze levendige verklaring nooit zo volkomen had begrepen.
„Hoort, hemelen, en aarde, neig uw oor, want de Here spreekt: Ik heb kinderen grootgebracht en opgevoed, maar zij zijn van Mij afvallig geworden: Een rund kent zijn eigenaar en een ezel de krib van zijn meester, maar Israël heeft geen begrip, Mijn volk geen inzicht. Wee het zondige volk, de natie, beladen met ongerechtigheid, het gebroed van boosdoeners, de verdorven kinderen. Zij hebben de Here verlaten… zich achterwaarts gewend” (Jesaja 1:2-4).
En dit werd dan nog gezegd over het oude Israël, een volk waaraan God zich door vele tekenen en wonderen had geopenbaard. Hoeveel minder weten andere volken over God, over wie en wat God is!
Desalniettemin, andere volken bestaan evenzeer uit mensen als het volk Israël. Het is belangrijk om meteen aan het begin van dit hoofdstuk op te merken dat God deze mensen Zijn eigen kinderen noemt. Veel mensen zeggen: „God is gewoon geen realiteit voor mij.” God is voor hen een groot mysterie. Hun menselijke vader lijkt geen mysterie. Hij lijkt reëel.
Waarom lijkt God onwerkelijk?
In dit hoofdstuk hoop ik eraan bij te dragen dat God even werkelijk voor u wordt als uw eigen menselijke vader. God openbaart zich aan ons in de Bijbel, als wij dat boek maar willen begrijpen, zodat Hij werkelijkheid voor ons zal zijn.
Met betrekking tot de volken van het Romeinse Rijk inspireerde God de apostel Paulus tot de volgende woorden:
„Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden, daarom dat hetgeen van God gekend kan worden in hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard. Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid [geestelijk], wordt sedert de schepping der wereld uit zijn [fysieke] werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben. Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart. Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden” (Romeinen 1:18-22).
De miljarden mensen die vandaag op aarde leven zijn niet alleen onwetend van de meest belangrijke kennis—wie en wat God is schijnen zij niet te willen weten! Zij zijn willens in onwetendheid van deze belangrijkste kennis en relatie die in het leven van een mens mogelijk zijn!
Verbazingwekkend—maar waar!
En hoe komt het dat de mensen willens onwetend zijn aangaande de belangrijkste relatie van de mens? Er is slechts één verklaring mogelijk! Alle volken zijn misleid (Openbaring 12:9). En het feit van dit universele bedrog impliceert het feit van een superbedrieger! Hierover later meer.
God onwerkelijk voor de ouden
Door voor zichzelf van de verboden boom der kennis van goed en kwaad te nemen, verwierp de eerste geschapen mens, Adam, tegelijkertijd God als Schepper. Het is wel zeker dat God iets van Zichzelf, een bepaalde hoeveelheid kennis aan Adam had geopenbaard.
Niettemin had Adam zichzelf van God zijn Schepper afgesneden. Ongetwijfeld was er wel wat van de kennis die God aan Adam gegeven had goed doorgegeven van vader op zoon gedurende vele generaties. Jezus had Abel, Adams tweede zoon, de „rechtvaardige Abel” genoemd. Hij deed het juiste door een lam ten offer te brengen. Later „wandelde Henoch met God.” God sprak met Noach en gaf hem instructies om de ark te bouwen.
Na de Zondvloed kan men uit bepaalde historische verslagen opmaken dat Sem, een van Noachs drie zonen, enige kennis omtrent de ware God bezat. Maar ongetwijfeld werd de kennis van God, naarmate de ene na de andere generatie mensen elkaar opvolgde, grotendeels vervormd.
Nimrod verhief, zoals uit hoofdstuk vier van dit boek zal blijken, in feite zichzelf tot een god. Door de opeenvolgende geslachten en eeuwen vervaagde de kennis van de ware God bijna geheel. De oude, heidense volken maakten vele goden van klei, hout, steen en andere materialen. Veel voorbeelden van heidense afgoden zijn opgegraven door archeologen en zijn vandaag in veel musea te zien. Zoals de apostel Paulus reeds zei, aanbaden ze liever het geschapene dan de Schepper (Romeinen 1:25).
Concept van de eerste eeuw
Als we aan het Nieuwe Testament toe komen, vangen we een glimp op van de onwetendheid aangaande elke kennis over God. De Atheense intellectuelen waren de geleerden van de wereld in de eerste eeuw. Sommigen van hen ontmoetten de apostel Paulus in Athene.
„En ook enige van de Epikureïsche en Stoïcijnse wijsgeren twistten met hem en sommigen zeiden: Wat zou die betweter willen beweren? Maar anderen: Hij schijnt een verkondiger van vreemde goden te zijn; want hij bracht het evangelie van Jezus en van de opstanding. En zij namen hem mee naar de Areopagus [bovenop de heuvel van Mars (de oorlogsgod)] en zeiden: Zouden wij ook mogen vernemen, wat dit voor een nieuwe leer is, waarvan gij spreekt?… En Paulus, voor de Areopagus staande, zeide: Mannen van Athene, ik zie voor mijn ogen, dat gij in elk opzicht buitengewoon ontzag voor godheden hebt; want toen ik door uw stad liep en de voorwerpen uwer verering aanschouwde, heb ik ook een altaar gevonden met het opschrift: aan de (sv) onbekende God. Wat gij dan, zonder het te kennen, vereert, dat verkondig ik u: De God, die de wereld gemaakt heeft en al wat daarin is, die een Heer is van hemel en aarde … [die] aan allen leven en adem en alles geeft. Hij heeft uit één enkele het gehele menselijke geslacht gemaakt om op de ganse oppervlakte der aarde te wonen … Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij …” (Handelingen 17:18‑19, 22‑26, 28).
Maar hoe is het nu met de geleerden van onze hedendaagse Westerse wereld? De hoogst opgeleide mensen, zou men denken, behoren in de eerste plaats te weten wie en wat God is! Veronderstel eens dat u een willekeurige 100 universiteitsrectoren vraagt: „Gelooft u in God?” Misschien drie of vier zullen antwoorden: „O, ik geloof in het bestaan van God—als een ‘eerste oorzaak.” Zij kunnen u echter niet zeggen wie of wat God is! Zij kunnen u niet zeggen hoe God eruit ziet. God is voor hen geen werkelijkheid. Anders gezegd: Hij is een mysterie. Misschien zullen nog eens zes of acht van de honderd bekennen dat zij agnosticus zijn—zij weten niet „zeker” of God bestaat.
Ik zei dat onderwijs een kwestie van geheugenbewerking is geworden. Vanaf de lagere school tot aan de hogere studieniveaus injecteren onze onderwijsstelsels voorgekauwde begrippen, ideologieën en een mengsel van feiten en fabels in het argeloze verstand van kinderen, jongeren en jonge volwassenen. In onze schoolsystemen worden de leerlingen beoordeeld op hoe goed zij de onderwezen stof—of die nu goed is of fout—accepteren, memoriseren en tijdens testen kunnen opnoemen of opschrijven.
Het moderne onderwijs heeft algemeen zijn goedkeuring gehecht aan de fabel van evolutie. Evolutie is de poging van de atheïst om het bestaan van een schepping te verklaren zonder het voorafgaande bestaan van de Schepper. Dit verwijdert God uit het beeld. Door God geheel ter zijde te schuiven verblindt men zichzelf voor het mysterie. ▪
Wordt vervolgd …