Hunter Bryant/Unsplash
Het Mysterie van de Mens (derde deel)
Vervolg van Het Mysterie van de Mens (tweede deel)
W
elke echte waarde heeft het menselijke leven?
Filosofen en humanisten spreken er verheven over als zou de mens een geweldige waarde in zichzelf hebben. Ze spreken over de „god” binnen in u—van het aanboren van de verborgen bronnen in u. Ze leren u zelfvertrouwen en zelfverheerlijking.
Ze zijn zelfgenoegzaam onwetend en zich niet bewust van de werkelijke waarden en het ongelofelijke, maar reële potentieel van de mens.
Het menselijk leven is nu eenmaal van oneindig veel minder waarde dan zij veronderstellen en tegelijk van een ontzagwekkend groter potentieel dan zij weten.
Werkelijke waarheid wordt geopenbaard. Als het niet onthuld wordt blijft het een mysterie, volslagen onbekend bij hen die bedrogen zijn en bij ijdele intellectuelen. Ik zeg het nogmaals: Jezus zei in het gebed: „Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard” (Mattheüs 11:25).
Wat is de echte waarheid betreffende de waarde van de mens? Die wordt grotelijks overschat in zijn eigen realiteit, en verbazingwekkend onderschat in zijn hoogste potentieel. De waarheid is inderdaad duizelingwekkend.
Kijk eens naar een lieve, onschuldige baby van een paar uur oud, of naar een ouder iemand van 80, die het leven achter de rug heeft en vraag uzelf eens af? „Hoe waardevol is dat leven nu?—de een die net begint en de ander die het reeds besteed heeft.” Zou u het correcte antwoord kunnen geven?
Laten we het begrijpen! Hier ligt het moeilijke punt. Hier is het punt waar de ontwikkelden van de wereld het spoor bijster raken. Wetenschap en hoog ontwikkelden nemen vandaag bijna algemeen aan dat er niets bestaat dan materie. Ze ontkennen het bestaan van geest. Dat wil zeggen, of ze het al dan niet toegeven, ze ontkennen het bestaan van God.
We komen bij de moderne wetenschap van hersenonderzoek. We leren dat het menselijk brein veel functies uitoefent, die in een dierlijk brein onmogelijk zijn. Toch leren we ook dat er, fysiek, echt geen noemenswaard verschil is. Het dierlijk brein kan niet denken, redeneren, studeren, of beslissingen nemen los van het instinct. Een dier kan niet weten wat de mens weet. Het heeft geen standpunten wat betreft oordeelsvorming, liefde, wijsheid, vriendelijkheid, samenwerking, ook is het zich niet bewust van wedijver, samenzwering, naijver, jalousie of wrok. Het heeft geen waardering voor muziek, kunst en litteratuur. Het heeft geen geestelijke kwaliteiten of karakteristieken. Toch beweren wetenschap en hoog ontwikkelden dat het vermogen van het intellect in mensen louter fysiek is.
Ik moest voor mezelf rationeel bewijzen dat God bestaat en in feite veel reëler is dan materie. Ik moest bewijzen dat de Bijbel het gezaghebbende woord van God is, waardoor Hij met de mens communiceert en waarheid onderwijst die anders niet voor de mens toegankelijk is. En ik kreeg doel, ontwerp en betekenis geopenbaard, die voor hen die zichzelf als geleerden beschouwen verborgen is. Ik kreeg de reden geopenbaard voor het escalerend kwaad in een progressieve wereld.
Kan de mens die ontworpen, geschapen en gemaakt is, tot zijn Maker zeggen: „Waarom hebt U mij zo gemaakt?—en met welk doel?” En kan hij zijn Maker instructies geven? Zou hij niet beter zijn verstand kunnen openzetten en luisteren als zijn Maker hem de ware reden voor zijn bestaan onthult?
De Schepper onthult een zwaar gecodeerd boek, de Bijbel, en geeft er instructie uit. De diepe boodschap ervan wordt voor het menselijk verstand geopend door de aanwezigheid en inwoning van de Heilige Geest die in het menselijk verstand wordt geïnjecteerd, dat zich volkomen heeft overgegeven in geloof en gehoorzaamheid aan de openbaring. Aan zo iemand wordt de waarheid duidelijk gemaakt—wonderlijk en niet te beschrijven.
Maar zet eens een tekentje bij deze vraag! Denk er eens over na! Als de mens alleen maar fysieke hersens had, zoals de redeloze gewervelde dieren, hoe zou God, de grote Geest, in dierlijke hersenen deze wonderbaarlijke geestelijke waarheden injecteren? Het antwoord is duidelijk. Dat doet God niet. De redeloze dieren zijn zich van God of van geestelijke kennis niet bewust.
Maar de menselijke geest in de sterfelijke mens maakt een direct contact vanuit de grote Geest, God, mogelijk. Er is geen direct communicatiekanaal tussen het brein van de redeloze dieren en het verstand van de Allerhoogste God.
Mediteer hier maar eens over. Wij mensen spreken er soms over hoe wonderbaarlijk God de mens gemaakt heeft, met zijn brein en alle prachtige fysieke componenten van zijn lichaam die alle samen functioneren. Maar zonder deze geest, die de verstandelijke vermogens aan het brein geeft en tevens een kanaal opent voor directe communicatie met het verstand van de Grote God, zou de mens niets meer dan een redeloos beest zijn. Met de geest in de mens wordt de schepping van de mens des te ontzagwekkender als we daarover nadenken. De menselijke geest in hem maakt het voor de mens mogelijk met God verenigd te worden, zodat de mens verwekt kan worden doordat Gods Geest zich verenigd met de menselijke geest en de mens zo verwekt tot een kind van de Opperste Schepper God.
De echte waarde van een mensenleven ligt alleen maar in de combinatie van de menselijke geest met de menselijke hersenen. Het moet dadelijk gezegd worden dat deze menselijke geest niet waargenomen wordt door de hoogst opgeleide psychologen. Toch is die geest het meest wezenlijke van het menselijk verstand.
De ziel kan sterven
In tegenstelling tot de feilbare menselijke leerstellingen openbaart het boek van de Schepper dat de mens uit het stof van de bodem werd gemaakt, en dat dit stof dus een ziel wordt die, zoals alle vertebraten, sterfelijk is. De mens is steeds de eerste leugen in de menselijke geschiedenis blijven aanvaarden—Satans leugen tegen moeder Eva dat de mens onsterfelijk is en niet dood kan gaan.
De ziel is niets anders dan het ademende wezen. Alle dieren worden in de Bijbel „zielen” (nefesj in het Hebreeuws) genoemd. Daarom, als de mens een ziel is zoals in Genesis 2:7 (SV) zijn de redeloze dieren dit ook. Er is evenwel in de menselijke ziel een menselijke geest (1 Corinthiërs 2:11).
Deze menselijke geest verleent geen menselijk leven. Het menselijk leven komt, zoals dat van alle vertebraten, uit de circulatie van bloed, dat door het inademen van lucht van zuurstof wordt voorzien. God openbaart evenwel dat er in iedere mens een geest is. Deze geest is in dieren niet aanwezig. Door de menselijke geest krijgen de menselijke hersenen intellect met het vermogen kennis te verwerven, te denken, te redeneren, beslissingen te nemen, goede of kwade houdingen aan de dag te leggen.
De hersenen van mens en dier zijn gelijk. De superioriteit van het menselijke verstand komt niet door superieure hersenen, maar door de aanwezigheid van de menselijke geest in de menselijke hersenen. Het dierlijke brein is voorzien van instinct, niet van intellect.
Het lijkt misschien heel vreemd, want het is een dimensie in kennis die tot nu toe niet werd onderwezen, maar de werkelijke waarde van het leven van een mens ligt uitsluitend in de menselijke geest, zoals deze werkt in combinatie met de menselijke hersenen.
God vormde de mens uit materie, maar wat vorm en gestalte betreft naar Zijn eigen beeld en gelijkenis.
Het redeloze dier en de mens hebben evenwel dezelfde adem, dezelfde levensbron. Zij sterven dezelfde dood. Het leven van de mens is een vleselijk bestaan, maar in de vorm en gestalte van God, en met de menselijke geest toegevoegd aan de hersenen. ▪
Wordt vervolgd …