Juan ignacio Tapia/Unsplash
De Kinderen Israëls Worden Twee Naties (Eerste Deel)
Vervolg van Nationale Grootheid Aan Israël Beloofd—Nooit door de Joden ontvangen—Waarom niet? (Derde Deel)
Het Huis van Israël is niet Joods! Degenen die daartoe behoren zijn geen Joden , en waren dat ook nooit! Dat feit zullen we nu afdoend, onweerlegbaar bewezen zien.
Na de dood van David werd zijn zoon Salomo zijn opvolger op de troon. Salomo vroeg buitensporig hoge belastingen van het volk en regeerde in een schitterende pracht die waarschijnlijk nooit eerder of later werd geëvenaard. En omdat hij ook heidense vrouwen huwde, aan hun afgoden offerde en andere zonden beging, sprak God: “… Ik zal voorzeker het koninkrijk van u afscheuren en het uw knecht geven … Evenwel zal Ik niet het gehele koninkrijk afscheuren, één stam zal Ik aan uw zoon geven ter wille van mijn knecht David” (1 Kon. 11:11-13).
Israël Gescheiden van Davids Troon
Let erop! Het is het koninkrijk, niet een deel ervan, dat afgescheurd zal worden. En het is een deel, één stam, die overblijft. En let op—want juist hier komt het grote waarom van deze hele zaak naar voren—hoewel Salomo zelf verdiende dat hem alles ontnomen zou worden, laat God hem één stam, niet als toegeeflijkheid jegens Salomo, maar “ter wille van David”! Davids dynastie kan niet verbroken worden. God zal Zijn verbond niet breken!
Toen Salomo stierf, besteeg zijn zoon Rehabeam na hem de troon van David. Het volk vroeg dadelijk om vermindering van de zware belastingen die Salomo hen opgelegd had. Hun woordvoerder, Jerobeam (een dienaar van Salomo) pleitte bij Rehabeam: “Uw vader heeft ons juk hard gemaakt; maak gij nu de harde dienst van uw vader en het zware juk dat hij ons opgelegd heeft lichter; dan zullen wij u dienen” (1 Kon. 12:4).
“Mijn vader,” antwoordde Rehabeam, “heeft u met zwepen getuchtigd, maar ik zal u tuchtigen met gesels” (vs. 11).
Israël rebelleerde. Het bevel voor het volk was: “Naar uw tenten, Israël!” En de uitdaging aan de koninklijke familie was: “Zorg nu voor uw eigen huis, David!” (vs. 16).
“Aldus werden de Israëlieten van Davids huis afvallig tot op de huidige dag [de dag waarop dit geschreven werd]. Zodra geheel Israël gehoord had, dat Jerobeam teruggekeerd was, hadden zij hem ontboden naar de volksvergadering en hem koning gemaakt over geheel Israël. Niemand volgde het huis van David dan de stam Juda alleen” (1 Kon. 12:19-20).
Toen Rehabeam te Jeruzalem was gekomen, riep hij het gehele Huis van Juda en de stam Benjamin bijeen” (vs. 21). Rehabeam wilde beginnen te strijden tegen het Huis van Israël om het terug te brengen, maar God zei: “Gij zult niet optrekken en niet strijden tegen uw broeders de Israëlieten … want door Mij is deze zaak geschied” (vs. 24).
Israël in Twee Naties Verdeeld
Let nu goed op het volgende! Het Huis van Juda, waartoe nu ook de stam van Benjamin behoorde, onder Koning Rehabeam, stond op het punt tegen de andere tien stammen te gaan vechten, die aangevoerd werden door Efraïm en Manasse. Verschillende en afzonderlijke naties. De term “Jood” is louter een bijnaam voor “Juda”. Hij is alleen op die ene natie, het Huis van Juda van toepassing, maar nooit op het Huis van Israël.
De eerste plaats in de hele Bijbel waar het woord “Jood” in de Bijbel (SV) voorkomt is in 2 Koningen 16:6. Let daar eens op!
Achaz begon te regeren als koning van Juda (vs. 1). Hij zat op Davids troon (vs. 2). In die tijd was er iemand, die Pekah heette, koning over Israël. Met koning Rezin van Syrië als bondgenoot, kwam de koning van Israël tegen Jeruzalem in oorlog en belegerde koning Achaz van Juda, maar kon hem niet overwinnen (vs. 5). “Te dierzelfder tijd bracht Rezin, de koning van Syrië, Elath weder aan Syrië, en wierp de Joden uit Elath” (vs. 6—SV).
Merk hier op! De eerste plaats waar het woord “Jood” in de Bijbel wordt gebruikt, vinden we ISRAËL in oorlog tegen DE JODEN! Israëls bondgenoot, Syrië, verdreef de Joden uit de stad Eilath!
Dit is zeer zeker een bewijs dat de Joden een heel ander volk waren dan Israël. Het is verkeerd om de huidige Joden “Israël” te noemen. Zij zijn het volk Israël niet—zij zijn Juda! En waar Israël vandaag de dag ook is, herinner u dan dat Israël als een nationale naam nooit JOOD betekent! Waar u de naam “Israël”, of “Huis van Israël”, of “Samaria”, of “Efraïm” in de profetie gebruikt ziet, denk hier dan aan: dit slaat nooit op de Joden, maar op Israël, dat in oorlog was met de Joden!
Op geen enkele plaats in de hele Bijbel verwijst de term “Israël” uitsluitend naar de Joden. Wanneer de betekenis niet nationaal, maar individueel is, kan de term “Israël”, of “kinderen Israëls”, of “mannen van Israël” soms de Joden insluiten, en soms doet het dat ook, nl. daar waar het over alle twaalf stammen gaat. Joden zijn Israëlieten, evenals Zeeuwen Nederlanders zijn. Maar de meeste Israëlieten zijn geen Joden, evenals de meeste Nederlanders geen Zeeuwen zijn. De Joden zijn enkel het Huis van Juda, een deel van de Israëlieten. Maar wanneer deze mensen als naties ter sprake komen, in plaats van als een verzameling individuele personen, dan slaat de term “Israël” nooit op de Joden. “Huis van Israël” betekent nooit “de Joden”. De drie stammen te Jeruzalem onder de Davidische koning worden alleen maar het Huis van Juda genoemd.
Maar de stervende Israël had van Efraïm en Manasse, de zonen van Jozef, gezegd: “Dat in hen mijn naam genoemd worde” (Gen. 48:16—SV). En zij dragen nu waarlijk de naam Israël.
Hierna wordt de stam van Juda met Benjamin en de stam van Levi “Juda” genoemd—geen Israël. De tien stammen, aangevoerd door Efraïm en Manasse, worden van nu af aan “Israël” genoemd. Zij zijn geen Joden en werden nooit Joden genoemd! Vanaf dit moment zijn de kinderen Israëls, twaalf stammen in totaal, in twee naties verdeeld!
En nu gaat, voor het eerst, het eerstgeboorterecht naar één natie, Israël, aangevoerd door Efraïm-Manasse, terwijl de scepter in een andere natie blijft, die het “Huis van Juda” heet. De twee fasen van de beloften aan Abraham zijn nu gescheiden in twee volkomen afzonderlijke naties!
Gedurende vele generaties lang bleven Israël en Juda als afzonderlijke naties bestaan, met aan elkander grenzend grondgebied en met hun eigen koningen. Waarom zouden predikanten en theologen hiermee onbekend moeten zijn, terwijl vier hele bijbelboeken, 1 en 2 Koningen en 1 en 2 Kronieken er aan gewijd zijn om het te verklaren en de geschiedenis van deze afzonderlijke, rivaliserende koninkrijken weer te geven? Kijk naar de kaarten achterin uw Bijbel. Daar staat het territorium van elke natie duidelijk in.
Juda behield de stad Jeruzalem als hoofdstad en het gebied dat als Judea bekend werd. Israël besloeg het grondgebied ten noorden van Judea. Samaria werd haar hoofdstad en het Huis van Israël wordt vaak “ Samaria” in de profetie genoemd. Ook dit is een belangrijke “sleutel” tot het verstaan van de profetieën. “Samaria” verwijst nooit naar de Joden in de profetie—maar altijd naar de tien stammen, het Huis van Israël. ▪
Wordt vervolgd …