Blijf op de hoogte met onze gratis nieuwsbrief

De Bijbel Bewezen (Eerste Deel)

Kiwihug/Unsplash

De Bijbel Bewezen (Eerste Deel)

Heeft u voor uzelf wel eens onderzocht en echt bewezen of de Bijbel door een Schepper goddelijk geïnspireerd is?

Ik zal u dat bewijs leveren. En ik zal de sceptici aantonen hoe ze de Bijbel kunnen weerleggen als de inhoud ervan niet door een God ingegeven is, en hoe ze zelfs het bestaan van God weerleggen kunnen, indiener geen God bestaat .

De Bijbel waagt het de toekomst te voorspellen!

Hier is een boek—de Heilige Schrift—dat het aandurft van te voren de geschiedenis van deze wereld te beschrijven—dat het waagt te voorspellen wat er binnen 5-10 jaar met bepaalde landen zoals Rusland, het voormalige Britse Gemenebest, China, de Verenigde Staten, Italië, Turkije, Ethiopië en vele andere landen—de meeste hiervan grootmachten van deze wereld—gaat gebeuren.

Zoudt u echter geloven wat dit Boek voor­spelt, als ik het u vertelde? Wanneer ik u aantoonde, wat het over uw eigen land te zeggen heeft, zou u het dan geloven?

We geloven niet meer dat de Bijbel meent wat hij zegt. We zijn misschien nog geen atheïsten. We maken de Heilige Schrift wel niet bespottelijk. Maar we leven in een tijdperk van twijfel, een tijd van onzekerheid.

De meeste intellectuelen en mannen der wetenschap veronderstellen dat de Bijbel niet de onfeilbare openbaring van een Bovennatuurlijke God is, en ze nemen dit aan zonder het wetenschappelijke bewijs dat ze wel voor materiële vraagstukken verlangen.

De meeste rechtzinnigen veronderstellen, op grond van louter geloof, zonder ooit enig bewijs ervoor gezien te hebben, dat de Heilige Schrift werkelijk het Woord van God is.

Maar heel weinig mensen hebben er de tijd voor genomen om te onderzoeken en te bewijzen of de Bijbel al of niet het ingegeven Woord van God is. Heel weinig mensen beven voor wat het zegt, of beschouwen het als werkelijk gezaghebbend.

Hoe zou u dat kunnen bewijzen?

Sommigen schijnen te denken dat de wonderen van Jezus opgetekend werden om te bewijzen dat Hij de door God gezonden Messias was. Maar de sceptici ge­loven zelfs niet dat deze wonderen ooit gebeurd zijn.

Sommigen zeggen: “verhoord gebed is het bewijs van goddelijke inspiratie”. Maar de scepticus kan niet bogen op een verhoord gebed. Hij gelooft ook niet dat iemand anders dat kan.

Er is evenwel één bron van onomstotelijk be­wijs!

De Bijbel zelf wil onfeilbaar zijn, een openbaring van goddelijke waarheid, door de Schepper en goddelijke Heerser van het ganse heelal geopenbaard. In uw Bijbel wordt iemand geciteerd, die beweert dat Hij God is, die in de eerste persoon spreekt en zegt dat Hij volke­ren kan samenstellen en weer verstrooien, dat Hij zijn oordelen duizenden jaren lang kan uitvoeren, die beweert de toekomst van grote steden en koninkrijken onfeilbaar te kunnen voorzeggen, maar dat geen mens dat kan.

Uitdaging aan de sceptici

Sceptici zeggen dat de Bijbel slechts de religieuze literatuur is van een onbeduidend joods ras uit de oudheid, dat rondtastte in de duisternis van onwetendheid en bijgeloof, en probeerde een begrip van God te formu­leren.

Maar is dat zo?

Wie is het, die als volgt geciteerd wordt: “Ik immers ben God, en er is geen ander, God, en niemand is Mij gelijk; Ik, die van den beginne de afloop ver­kondig en vanouds wat nog niet geschied is; die zeg:

Mijn raadsbesluit zal volbracht worden”? In Jesaja 46:9 en 10 wordt iemand geciteerd, die precies deze woorden zegt.

Wie is die Iemand die beweert de toekomst te kun­nen voorspellen? Is dat zomaar een onwetend mens uit de oudheid—zonder macht zijn grote woorden waar te kunnen maken—die deze, in Jesaja 41:21-24 staande, vernietigende uitdaging aan de sceptici richt: “Brengt uw rechtsgeding voor, zegt de Heer; voert uw bewijs-gronden aan, zegt de Koning van Jakob.”

Ja, laat uw bewijzen horen!”Laten zij aan­voeren en ons bekendmaken, wat er geschieden zal. Geeft te kennen, hoe het vroeger was, opdat wij het overdenken en kennis nemen van de afloop. Of doet ons het toekomstige horen; geeft te kennen wat in de toe­komst komen zal, opdat wij weten, dat gij goden zijt. Doet althans iets, goed of kwaad, opdat wij elkander verbijsterd aanstaren en bevreesd zijn bovendien. Zie gij zijt niets en uw werk is nietig ….”

Hier is de uitdaging van Degene, die als God en in de eerste persoon enkelvoud geciteerd wordt en die de sceptici hoont met: “Zie je wel, jullie zijn niets. Kom, laat jullie bewijzen horen, zodat we kunnen zien of wat jullie zeggen in vervulling gaat. Voorspel de toekomst dan en wij zullen wel eens nagaan en zien of jullie kunnen profeteren. Bezitten jullie de macht het ook tot stand te brengen? Zijn jullie goden? Besturen jullie het heelal? Kunnen jullie volkeren samenstellen en weer verstrooien? Kunnen jullie een oordeel over een land uitspreken en het ook voltrekken?” Dat is de uitdaging van de God van de Bijbel aan de twijfelaar.

Profetie is het bewijs dat God bestaat

Profetie is het bewijs van goddelijke openbaring! Als Iemand, die in de Bijbel spreekt en beweert God te zijn, voorspellingen kan maken en zeggen wat er in de toekomst met volken, steden en rijken gaat gebeuren, en wanneer die Iemand die voorspellingen dan zonder mankeren één voor één waarlijk doet uitkomen, dan kunt u weten dat dat een ware God was die sprak.

Maar als het zomaar een persoon was die dit ge­schreven had, een menselijke sterveling, die in het duister van onwetendheid en bijgeloof rondtastend, grote woorden spreekt en opschept dat hij zou kunnen voorspellen wat er met trotse steden, hele volkeren en grote koninkrijken gaat gebeuren en het komt dan helemaal niet uit, dan weet u meteen dat die man zo maar uit eigen fantasie waanbeelden schreef.

Ja, profetie is het bewijs van God, het bewijs ook van de goddelijke openbaring van de Bijbel. Profetie is een honende uitdaging, die de scepticus niet durft aan te nemen.

Hier is dan de uitdaging aan de scepticus. Hoe lang bestaat de stad New York? Ongeveer 300 jaar. Onge­veer 300 jaar geleden was de stad New York een klein dorp. Nu is ze uitgegroeid tot een grote stad met meer dan 8 miljoen inwoners.

Laten we eens aannemen dat een menselijke waar­zegger in een profetie zou verkondigen dat New York heel spoedig, binnen 10 jaar, totaal verwoest zou wor­den en nooit weer opgebouwd zou worden. Zou een mens in staat zijn zoiets te voltrekken? Zou men het geloven als iemand zo’n profetie zou uitspreken? Is er iemand op deze aarde, die met autoriteit zou kun­nen spreken en zo’n voorspelling over een grote stad als New York kan uitspreken—en het ook kan uitvoeren?

De stad die de scepticus voor schut zet

Let nu op! Meer dan 2500 jaar geleden bestond er een grote stad, die toen reeds meer dan 1500 jaar oud was. Die stad was de heerseres over de zeeën van de hele wereld; zij was het commerciële centrum van de wereld. Het was een schitterende stad, rijk en stabiel. Die stad was het antieke Tyrus aan de Middel­landse Zee, aan de kust van Fenicië.

In het jaar 604 v. Chr. was Nebukadnezar, Koning van het Rijk der Chaldeeën, de toenmalige staat Juda binnengevallen. Hij had in een reeks belegeringen van 604 tot 585 v. Chr. het land veroverd en de Joden als gevangenen weggevoerd. De inwoners van Tyrus wier­pen begerige blikken op Juda; ze smeedden plannen er heen te trekken om een deel van de buit te gaan halen nu hun mededinger naar de macht, Koning Nebukad­nezer, het land binnengevallen was en het veroverd had.

Kan dit vonnis ongedaan gemaakt worden?

In Ezechiël 26:1-3 staat over Tyrus: “In het elfde jaar nu, op de eerste der maand”—dit was in 585 v. Chr.—“kwam het woord des Heren tot mij.” Dit schrijft Ezechiël. Hij was slechts een sterfelijk mens, één van de profeten.

Maar deze mens zegt dat het Woord van God-zèlf tot hem kwam. Hij heeft dat toen opgeschreven. God—een Wezen, dat in de eerste persoon enkelvoud van zich­zelf spreekt als zijnde God, de Schepper en Heerser van het oneindige heelal—wordt nu als volgt geci­teerd:

“Mensenkind, omdat Tyrus van Jeruzalem gezegd heeft: Ha! verbroken is zij, die deur der volken; naar mijn kant staat zij open; nu zij vernield is, krijg ik volop; daarom, zo zegt de Here Here: zie, Ik zál u, Tyrus! Vele volken stuw Ik tegen u op, zoals de zee haar golven opstuwt.”

Wie spreekt daar? Was het een onwetend mens, of was het de Almachtige God, die dit noodlot over deze handelswereldstad, dit Rotterdam of Antwerpen van de oudheid, deze grote, trotse, machtige stad Tyrus uit­sprak, omdat ze zoveel kwaad gedaan had en omdat ze dreigde het koninkrijk Juda te zullen plunderen?

Wat God voorspelt

Laten we verder lezen tot en met vers 5: “Die zul­len de muren van Tyrus vernielen en zijn torens om-verhalen; ook het puin zal Ik eruit wegvegen en het maken tot een kale rots. Een droogplaats voor netten zal het worden midden in de zee, want Ik heb het ge­sproken, luidt het woord van de Here Here. Het zal de volken ten buit worden.”

Nu wil ik u op een paar punten wijzen, die Degene, die beweert God te zijn, hier heeft genoemd. Hij zegt dat vele volken tegen Tyrus zouden opstaan en haar aanvallen. En hoe zouden ze komen? Hij zegt: zoals de golven van de zee. Nu komen de golven van de zee altijd de één na de ander, niet allemaal tegelijk. Deze aanvallende volken zouden de één na de ander opkomen. Hij zegt dat ze de muren zouden vernielen, de torens afbreken en de gebouwen van die stad slopen. Dan zegt Hij dat zij de stenen en het hout van de afgebroken gebouwen en zelfs de laag aarde die de rotsen bedekt, in de Middellandse Zee zouden vegen. Hij zegt dat de stad als een kale rots zou worden, een plaats om netten op uit te spreiden en dat het tot buit van de volken zou worden—meer dan één volk—vele volken, die de één na de ander, als de golven van de zee, komen aanrollen.

Meer dan 1500 jaar lang werd deze trotse stad Tyrus door strijdkrachten van andere steden en volken aangevallen, maar nooit gelukte het één leger haar muren neer te halen en werkelijk de stad binnen te dringen. Zou het mogelijk kunnen zijn geweest dat een gewoon sterfelijk wezen dat alleen maar in de religieuze werken van een Joods ras in het grijs verleden schrijft, een dergelijk verbazingwekkend lot over zo’n grote stad uitspreekt en het dan ook waar maakt?

Maar laten we verder lezen, te beginnen met Ezechiël 26, vers 7 tot en met 11: “Want zo zegt de Here Here [hier wordt Gód geciteerd die op een directe manier, in de eerste persoon enkelvoud, spreekt]: Zie, tegen Tyrus breng Ik van uit het noorden nebukad­nezar, de koning van Babel.’”

Deze profetie wordt nu heel specifiek. De naam van de koning en van het land, dat God tegen de stad Tyrus gaat brengen, wordt onmiskenbaar genoemd “de koning der koningen [want hij was heerser over een aantal volkeren], met paarden, wagens, ruiters en met een geweldige menigte voetvolk. Uw dochters op het vasteland zal hij met het zwaard doden … Het gebeuk van zijn stormrammen zal hij tegen uw muren richten en uw torens met zijn breekijzers afbreken …” Hij trekt “uw poorten binnen … Met de hoeven zijner paarden zal hij al uw straten stuk stampen; uw inwoners zal hij met het zwaard doden, uw sterke zuilen zullen ter aarde vallen.”

Hier gaat het bepaald over Nebukadnezar en wat hij zal doen. Herinnert u zich nog dat God had gezegd dat vele volken, niet slechts één, maar vele volken, de één na de ander, als de golven van de zee zouden komen.

Let op! Nebukadnezar zou niet al het puin, de stenen, het hout en de aarde weghalen en in de Middel­landse Zee storten. Vele volken zouden komen, had God gezegd. 

Wordt vervolgd …

Pob Ad Nl Copy