Wie of wat is het profetische beest? (deel twee)
Vervolg van Wie of wat is het profetische beest? (deel een)
Identificatie van de koninkrijken
Deze zelfde vier over de wereld regerende heidense koninkrijken worden in het tweede hoofdstuk van Daniël beschreven. Nebukadnezar, de koning van het Rijk der Chaldeeën, die de Joden had gevangengenomen, had een droom waarvan God de betekenis openbaarde aan Daniël.
De droom wordt beschreven in vers 31-35. De koning zag een groot beeld. Het hoofd ervan was van goud, de borst en de armen waren van zilver, de buik en de lendenen van koper, de benen van ijzer en de voeten en tenen deels van ijzer en deels van leem. Tenslotte trof een steen, zonder toedoen van mensenhanden, op bovennatuurlijke wijze, het beeld aan zijn voeten en tenen. Het werd verbrijzeld en als kaf door de wind weggevoerd. Vervolgens werd de steen die het verbrijzeld had tot een grote berg die de gehele aarde vulde.
„Dit is de droom,” zegt Daniël, vanaf vers 36, „en de uitlegging daarvan zullen wij de koning zeggen: … Gij zijt dat gouden hoofd. Doch na u zal een ander koninkrijk ontstaan, geringer dan het uwe; en, weer een ander, een derde koninkrijk, van koper, dat heersen zal over de gehele aarde; en een vierde koninkrijk zal hard zijn als ijzer; juist zoals ijzer alles verbrijzelt en vermorzelt; en gelijk ijzer, dat vergruizelt, zal dit die alle verbrijzelen en vergruizelen” (vers 36-40).
De steen die het beeld aan de tenen trof, vindt men geïnterpreteerd in het 44e vers: „Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid.” De steen is Christus en zijn koninkrijk dat over de wereld zal regeren. De interpretatie van de steen wordt op vele plaatsen in de Bijbel gegeven. „Jezus Christus, de Nazoreeër … is de steen, door u, de bouwlieden versmaad, die nochtans tot hoeksteen is geworden” (Handelingen 4:10-11).
En zo zien wij dat hier, op symbolische wijze, vier universele, over de wereld regerende, heidense koninkrijken worden beschreven. Deze beginnen met het Chaldeeuwse Rijk, dat de Joden in gevangenschap naar Babylon voerde.
God had het oude Israël beloofd dat het, indien het zijn geboden zou onderhouden, Hem als volk zou gehoorzamen, zou uitgroeien tot een menigte volken—of een wereldrijk—dat over de gehele aarde zou heersen. Op grond van ongehoorzaamheid zou het echter door heidense volken worden gevangengenomen (Leviticus 26 en andere profetieën). Het oude Israël was generaties—en eeuwenlang beproefd. Het was ongehoorzaam geweest. Nu waren de Joden gevangengenomen door Nebukadnezar, die het eerste wereldrijk had opgericht.
Maar, zoals God openbaarde door Daniël, in hoofdstuk 2, God had de wereldheerschappij aan deze opeenvolging van heidense rijken overgedragen. Deze worden gecontinueerd in de vorm van vier grote universele koninkrijken, en uit het vierde ontstaan tien opeenvolgende regeringen, tot de tijd van de Wederkomst van Christus en de vestiging van het koninkrijk van God dat eeuwig zal duren.
Het vierde dier
Hier in Daniël 2 worden duidelijk dezelfde vier universele, heidense wereldmachten beschreven als geschiedt door de vier dieren in Daniël 7. En dit droom-beeld geeft aan welke dat zijn. Het eerste was het koninkrijk van Nebukadnezar, het Rijk der Chaldeeën, dat, naar de naam van de hoofdstad ervan, „Babylon” wordt genoemd (625-539 v.Chr.). Het tweede koninkrijk, dat toen volgde, was, zoals wij uit de geschiedenis weten, het Perzische Rijk, 558-330 v.Chr., dat uit Meden en Perzen bestond. Alle kenners van Oude Geschiedenis weten dat het derde wereldrijk Griekenland of Macedonië was onder Alexander de Grote, die in 333-330 v.Chr. het grote Perzische Rijk veroverde. Maar na al zijn snelle veroveringen leefde Alexander slechts een klein jaar, en zijn vier generaals verdeelden zijn uitgestrekte rijk in vier gebieden: Macedonië en Griekenland, Thracië en West-Azië, Syrië en het oostelijke gebied tot de Indus, en Egypte. Dit nu waren de vier koppen van het derde beest van Daniël 7.
En het vierde koninkrijk, dat zich vanuit Rome uitbreidde en geleidelijk deze vier delen één voor één opslokte, was het Romeinse Rijk (31 v.Chr. tot 476 n.Chr.). Het had alle andere opgeslokt, hun gehele territorium bezet, en was groter en sterker dan zij alle. Het bezat de koninklijke luister van het oude Babylon, en had aldus de kop—het sterkste deel—van de leeuw. Het bezat de massaliteit en de macht van het talrijke leger van het Perzische Rijk—gesymboliseerd door de poten, het krachtigste deel van de beer. Het was het grootste oorlogsapparaat dat de wereld ooit had gezien. En het bezat bovendien de snelheid, de sluwheid en de wreedheid van het leger van Alexander, gesymboliseerd door de luipaard.
Aldus verschilde dit vierde dier van elk ander dier op aarde. Het was sterker, groter, verschrikkelijker dan enig ander dier.
En zo ziet Johannes in Openbaring 13 dus niet vier dieren, maar één. Niet een luipaard, maar een luipaard gelijk—daar het al de sluwheid, wreedheid en snelheid ervan bezat. Het bezat evenwel tevens de hoofdkenmerken van de twee andere zeer sterke dieren: de poten van een beer en de muil van een leeuw. Het vierde dier uit Daniël, het Romeinse Rijk, had de drie voorafgaande dieren opgeslokt en omvatte ze daardoor. Het omvatte dan ook alle zeven koppen. Het beest van Johannes heeft dan ook zeven koppen. Alleen het vierde dier van Daniël had tien horens en ook het beest van Johannes heeft tien horens.
Als wij dus bereid zijn ons slechts door de bijbelse beschrijving van dit beest te laten leiden en de Bijbel de symbolen laten uitleggen die worden gebruikt om het te beschrijven, dan komen wij tot de onontkoombare conclusie dat het beest uit Openbaring 13 het Romeinse Rijk is, dat als wereldmacht bestond van 31 vóór tot 476 na Chr.! Natuurlijk interpreteren vele, wijd en zijd verbreide en gepubliceerde, door de mens bedachte theorieën dit beest op een andere manier: sommige interpreteren het als een kerk, sommige als een geheimzinnig individu dat nog moet komen. Deze theorieën kunnen echter niet de test doorstaan door van toepassing te zijn op alle symbolen die dit beest beschrijven.
Het beeld van Nebukadnezar beschrijft met de twee benen de twee delen van het Romeinse Rijk ná 330 n.Chr.: het Westelijke met Rome, en het Oostelijke met Constantinopel als hoofdstad.
Ook Johannes beeldt dit beest uit, niet als een kerk of als een individuele supermens, maar als een machtige regering met een groot leger. Immers, men aanbad het beest en zei: „Wie kan er oorlog tegen voeren?” (Openbaring 13:4.)
De symboliek van de horens
Laten wij nu kijken naar de symboliek van de horens van het vierde dier uit Daniël 7 en het beest uit Openbaring 13. De tien horens symboliseren hetzelfde: de tien stadia van het regime dat voortkwam uit het Romeinse Rijk na de val ervan in 476. „En de tien horens—uit dat koninkrijk [het vierde—het Romeinse Rijk] zullen tien koningen opstaan … En het koningschap, de macht en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk van de heiligen des Allerhoogsten” (Daniël 7:24, 27).
De tien horens zijn dus tien koninkrijken die uit het vierde koninkrijk, het Romeinse Rijk, zullen verrijzen. Deze koningen, of koninkrijken, bestaan vanaf 476 tot de tijd dat de Steen—Christus en zijn Koninkrijk—het beeld aan de voeten verbrijzelt en het koningschap aan de heiligen wordt gegeven. Daar er in de geschiedenis nooit tien gelijktijdige koninkrijken zijn geweest die voortkwamen uit het Romeinse Rijk, naast elkaar en tot in de tegenwoordige tijd bestaand, en daar er van 476 tot nu wel negen opeenvolgende koninkrijken zijn geweest die over dat gebied regeerden (wij zullen dit nog nader verklaren), weten wij dat de koninkrijken die door de horens worden weergegeven opeenvolgend zijn en niet gelijktijdig. ▪