Joseph Barientos/Unsplash
Wereldvrede en hoe die tot stand zal komen (Vierde deel)
Vervolgd van Wereldvrede en hoe die tot stand zal komen (Derde deel)
In de harten der mensen?
Er zijn sommigen die denken dat het Koninkrijk Gods iets etherisch is, een sentimenteel gevoel van binnen of iets van dien aard in het hart van een mens. Indien dat zo is, dan komt het Koninkrijk Gods in een sterfelijk mens. De Bijbel zegt echter duidelijk dat mensen die niet meer van vlees en bloed zijn, maar opgewekt zijn met een uit geest bestaand lichaam het Koninkrijk Gods kunnen binnengaan. Het komt niet de mens binnen. De mens gaat erin—nadat hij in heerlijkheid is opgewekt—nadat hij niet langer “vlees en bloed is.
Is het de “god in u”? Absoluut niet. Het is niet iets waarmee een mens geboren wordt of dat ooit in een mens komt. Het is iets waar de mens mag ingaan nadat hij “wedergeboren” is.
Hoe staat het met het Britse rijk? Wel, ik ben zo ongeveer overal in Engeland, Canada en Australië geweest, maar al die duizenden mensen die ik daar heb gezien, waren van vlees en bloed. Ze kwamen het Britse rijk (dat niet meer bestaat) binnen, maar in hun huidige staat van vlees en bloed kunnen zij het Koninkrijk Gods niet binnenkomen. Het Britse Gemenebest kan dus ook niet het Koninkrijk Gods zijn.
Iemand met een verkeerde opvatting van de tekst stelt misschien de vraag: “Heeft Jezus niet zelf gezegd dat het Koninkrijk Gods “binnen ulieden” is? In hoofdstuk 17 van Lucas, vers 21 in de Statenvertaling staat eigenlijk een foutieve vertaling die ertoe hoeft geleid dat sommigen veronderstellen dat het Koninkrijk Gods een gevoel of sentiment in de mens is.
In de harten der Farizeeën?
Laten we hier eens goed aandacht aan besteden. Ten eerste moet u beseffen dat áls dat hier staat, het door alle andere teksten die ik u geef, wordt tegengesproken. Als de Bijbel zichzelf tegenspreekt, kunt u er niet in geloven, dus zou hij niets bewijzen.
Tegen wie heeft Jezus het? Lees dat eerst eens.
“En op de vraag der Farizeeën, wanneer het Koninkrijk Gods komen zou, antwoordde Hij hun en zeide: Het Koninkrijk Gods komt niet zo, dat het te berekenen is; ook zal men niet zeggen: zie, hier is het of daar! Want zie, het Koninkrijk Gods is bij u [binnen ulieden—SV]” (Lucas 17:20-21).
Hij sprak tot onbekeerde, natuurlijke, hypocritische en leugenachtige Farizeeën. Let op: “… antwoordde Hij hun en zeide …” De Farizeeën stelden Hem de vraag. Waren zij in de Kerk? Nee, nooit. Als iemand denkt dat het Koninkrijk de Kerk is en het Koninkrijk was “bij” of “binnen” de Farizeeën, was de Kerk dan in de Farizeeën? Zo’n veronderstelling is toch belachelijk, waar of niet?
Let nog eens op wat Jezus precies zei. Vergeet niet dat de Kerk nog niet begonnen was. Jezus zei niet: “Het Koninkrijk Gods zal worden opgericht in uw hart”. Hij heeft niet één van de dingen gezegd die de mensen in dit vers gelegd hebben. Hij zei tot de Farizeeën: “Het Koninkrijk Gods is” (tegenwoordige tijd: is, d.w.z. nu). Wat Hij ook zei dat het Koninkrijk is, Hij zette het in de tegenwoordige tijd, niet in de toekomstige.
Lucas schreef deze woorden oorspronkelijk in het Grieks. De Griekse woorden die hij schreef werden in de Statenvertaling vertaald met “binnen ulieden”. Als u echter in andere bijbelvertalingen kijkt, wordt het weergegeven als: “bij u” (N. Vert.), “in uw midden” (Leidse vert.) of “midden onder u” (vert. prof. Obbink). Het tekstverband geeft aan dat deze inderdaad de betere vertalingen zijn.
De Willibrord-vertaling geeft deze verzen heel duidelijk weer: “… gaf Hij hun ten antwoord: De komst van het Rijk Gods kunt ge niet waarnemen. Men kan niet zeggen: Kijk, hier is het of daar is het. Want het Rijk Gods is midden onder u.” Al deze vertalingen geven het weer in de tegenwoordige tijd.
Jezus had het niet over een kerk die weldra opgezet moest worden. Hij sprak niet over gevoelens in ons hart. Hij had het over Zijn heerschappij als de Messias. De Farizeeën vroegen Hem niet naar een kerk. Ze wisten niets af van een nieuwtestamentische Kerk die spoedig van start zou gaan. Ze vroegen niet naar een fijn gevoel. Zij wisten uit de profetieën van Daniël, Jesaja, Jeremia en anderen dat hun Messias moest komen. Ze hadden echter de profetieën over Zijn eerste verschijnen, nl. dat Hij als kindje geboren zou worden, zou opgroeien en door hen zou worden verworpen om als het “Lam Gods” voor de zonden van het mensdom te worden geslacht, zoals staat opgetekend in Jesaja 53, volkomen over het hoofd gezien. Zij keken enkel naar de profetieën van Zijn tweede komst als de alles overwinnende en overheersende Koning. Dat was de verwachting die de Farizeeën van het Koninkrijk Gods hadden.
Wereldheerschappij
Jezus corrigeerde hen. Hij legde uit dat het geen plaatselijk of begrensd Koninkrijk voor alleen de leden zou zijn. Het zou niet zomaar een van de vele menselijke en zichtbare koninkrijken zijn die men zou kunnen aanwijzen of zien en zeggen: “Kijk, hier is het” of “dat daar is het Koninkrijk”. Hijzelf werd evenwel geboren om de Koning van dat Koninkrijk te zijn, zoals Hij Pilatus duidelijk te verstaan had gegeven (Johannes 18:36-37). In de Bijbel worden de woorden “koning” en “koninkrijk” door elkaar gebruikt (zie Daniël 7:17-18, 23). De Koning van het toekomstige Koninkrijk stond toen, op dat ogenblik, in hun midden. In de taal waarin Hij toen tot hen sprak, was dat precies wat Hij zei—zoals de meeste bijbelvertalingen ook aangeven.
In de volgende verzen ging Jezus verder Zijn wederkomst te beschrijven, wanneer het Koninkrijk Gods heerschappij zal voeren over heel de aarde. In Lucas 17:24 maakt Hij melding van bliksem evenals in Mattheüs 24:27 en beschrijft daarmee hoe Zijn wederkomst, om de wereld te regeren, in zijn werk zal gaan. Vers 26 geeft aan: evenals het was in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen wanneer Christus met grote kracht en heerlijkheid wederkomt als Wereldheerser. Vers 30—de dag waarop Hij geopenbaard zal worden.
Het is duidelijk dat Jezus niet bedoelde dat het Koninkrijk Gods binnenin die Christus hatende, hypocritische Farizeeën was. Ook zei Hij niet dat de Kerk het Koninkrijk zou zijn.
Nu verder met de andere teksten en het zal heel duidelijk worden.
Jezus zei uitdrukkelijk dat die Farizeeën niet in Gods Koninkrijk zouden zijn. Hij zei tot hen: “Daar zal het geween zijn en het tandengeknars, wanneer gij (jullie Farizeeën) Abraham en Isaäk en Jacob zult zien en al de profeten in het Koninkrijk Gods, maar uzelf buiten geworpen. En zij zullen komen van oost en west en van noord en zuid en zullen aanliggen in het Koninkrijk Gods” (Lucas 13:28-29).
Het Koninkrijk Gods is iets waarin mensen zullen binnengaan—ten tijde van de opstanding der rechtvaardigen. Toch is Abraham daar nog niet (zie Hebreeën 11:13, 39-40).
Nog niet gekomen
Iemand vraagt misschien: Heeft Jezus Christus niet gezegd dat het Koninkrijk van God “nabij” was? Ja, wij hebben dit uit Marcus 1:15 aangehaald. Dit heeft bij sommigen uiteraard tot misverstand geleid over wat Hij zei en wat Hij bedoelde, en tot de veronderstelling dat het Koninkrijk Gods opgericht en gevestigd zou worden tijdens Jezus’ leven op aarde. Vandaar dat sommigen dachten dat het de Kerk was.
Jezus zei echter niet dat het Koninkrijk Gods opgericht was, maar dat het nu werd verkondigd (Lucas 16:16). Hij zei niet dat het er al was. Jezus zelf corrigeerde deze misvatting. Jezus … “sprak … nog een gelijkenis uit omdat … zij meenden, dat het koninkrijk Gods terstond openbaar zou worden” (Lucas 19:11). Waarom vertelde Jezus deze gelijkenis? Omdat sommigen, toen al, abusievelijk dachten dat het Koninkrijk onmiddellijk zou verschijnen, omdat sommigen dachten dat het de Kerk zou zijn.
Lees nu verder: “Hij zeide dan: Een man van hoge geboorte trok naar een ver land om voor zich de koninklijke waardigheid in ontvangst te nemen en terug te keren” (vers 12). Christus is die “man van hoge geboorte”. Hij spreekt hier over Zijn hemelvaart naar de troon van God, Zijn Vader in de hemel. Let wel dat Hij daarheen ging om de heerschappij over het Koninkrijk te ontvangen—om het Koninkrijk te ontvangen. Zie ook dat Hij zal terugkomen wanneer Hij het ontvangen heeft. Hij is nog niet teruggekomen! Andere schriftgedeelten verklaren dit. We zullen ze wat later bekijken.
We gaan verder met de gelijkenis die werd verteld omdat sommigen dachten dat het Koninkrijk Gods meteen, toen, in de eerste eeuw, zou komen: “En het geschiedde, toen hij terugkwam, nadat hij de koninklijke waardigheid verkregen had, dat hij die slaven, aan welke hij het geld gegeven had, bij zich liet roepen om te weten, wat ieder met zijn handel bereikt had” (vers 15). Wanneer Christus wederkomt zullen we allen voor de rechterstoel van Christus geroepen worden om verantwoording af te leggen!
Let nu op wat in vers 17 staat over degene die tien ponden verdiend had. Hij kreeg gezag over steden—“heb gezag over tien steden”. Tot degene die vijf ponden had verworven, zei hij: “En gij, wees heer over vijf steden”.
Dit gaat over de wederkomst van Christus en over het delegeren van regeringsgezag aan heiligen die zich in dit Christelijke tijdperk, tussen de eerste en tweede komst van Christus op aarde, bekeerd hebben.
Deze gelijkenis werd dus verteld om ons duidelijk te maken dat het Koninkrijk Gods een letterlijke regering is die zal beginnen bij de wederkomst van Christus, en niet eerder. De kerk kan dus onmogelijk het Koninkrijk Gods zijn. Wel zal de ware Kerk van God veranderd worden, door een opstanding en ogenblikkelijke verandering van sterfelijkheid tot onsterfelijkheid, in het Koninkrijk Gods. De Kerk zal, wanneer al haar leden onsterfelijk gemaakt zijn, het Koninkrijk Gods worden. Nu is ze nog niet het Koninkrijk.
Wordt vervolgd...