Wat de wetenschap niet kan ontdekken over het Verstand van de mens (Derde deel)
Vervolg van Wat de wetenschap niet kan ontdekken over het Verstand van de mens (Tweede deel)
Menselijke voortplanting type van Gods eigen vermenigvuldiging
Slechts weinig mensen weten dat de menselijke voortplanting een heilige, goddelijke betekenis heeft die niet toepasbaar is op enige andere levensvorm.
De menselijke voortplanting is een beeld van geestelijk behoud, want het is in feite God de Vader die zich voortplant.
Laten we deze verbazingwekkende overeenkomst eens bezien.
Zoals u weet bestaat de mens geheel uit aards stof (Gen. 2:7 en 3:19). Maar hoe kan God, wanneer Hij zich voortplant, de kloof overbruggen om een geheel fysieke mens in een geheel uit geest bestaand lid van Gods gezin te veranderen? Het begint met een geest (een geestelijk element) in de geheel fysieke mens. U weet dat deze geest niet de mens zelf is, maar iets in de mens. U weet ook dat deze geest niet ziet, hoort of denkt. De mens ziet, hoort en denkt door middel van zijn fysieke hersenen en de vijf zintuigen: zien, horen, proeven, ruiken en voelen. De geest in de mens verleent de fysieke hersenen het vermogen van het fysieke intellect en vormt aldus het menselijk verstand.
De geest in de mens functioneert onder meer als een computer en geeft de hersenen psychische en intellectuele vermogens. Kennis die via de vijf zintuigen in de hersenen wordt opgenomen wordt onmiddellijk in de geestelijke computer opgeslagen. Het geheugen zetelt in de computer. Deze „computer” zorgt ervoor dat de hersenen uit de miljoenen deeltjes kennis zich ogenblikkelijk dat detail te binnen brengen dat bij het denkproces nodig is. Dat wil dus zeggen dat het geheugen in de menselijke geest is vastgelegd, ongeacht de vraag of het tevens in „de grijze massa” van de hersenen ligt opgeslagen.
Deze menselijke geest verleent de mens bovendien geestelijke en morele vermogens die de dieren niet bezitten. God had de noodzakelijke tweede geest—de heilige Geest—binnen Adams bereik gesteld. Maar toen Adam rebelleerde en van de verboden vrucht at, liet God hem uit het paradijs verbannen en ontzegde hem elke toegang tot de boom des levens—het symbool van zijn heilige Geest.
Toch kan de mensheid, indien zij tot inkeer komt, door Christus Gods gave van zijn heilige Geest ontvangen. Tot Nicodemus zei Christus: „Tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien” (Joh. 3:3). Uiteraard kon Nicodemus dit niet werkelijk begrijpen. Ook tegenwoordig begrijpt bijna niemand dit werkelijk. Jezus verklaarde: „Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest” (Joh. 3:6). De mens komt uit de aarde. Hij is vlees. Jezus sprak niet over een tweede fysieke geboorte of een ervaring van bekering in dit leven, maar over een geestelijke geboorte, wanneer de mens geest zal zijn; niet meer bestaande uit stof, maar geheel uit geest. Letterlijk geest! Dan zal hij uit God zijn geboren. God is geest (Joh. 4:24).
Teneinde mens te worden moet iedereen worden verwekt door een menselijke vader. Op dezelfde wijze moeten wij, om opnieuw te worden geboren—uit de Geest die van God de Vader is—eerst worden verwekt door de geestelijke Vader, door God.
Dit wordt ons verklaard in Romeinen 8:16-17: „Die Geest [van God] getuigt met onze geest, dat wij [verwekte] kinderen Gods zijn. Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen [nog geen bezitters]: erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus.”
Verbonden met onze menselijke geest bewerkt Gods heilige Geest twee dingen: 1) verwekt de mens met eeuwig goddelijk leven, waardoor hij later als een goddelijk wezen, dat dan geheel uit geest bestaat, in Gods gezin kan worden geboren; en 2) schenkt het menselijke verstand het vermogen geestelijke kennis te bevatten—om te weten wat in God is (1 Kor. 2:11). Bovendien schenkt Gods heilige Geest goddelijke liefde, geloof en kracht om Satan en de zonde te overwinnen.
De door Gods Geest verwekte christen heeft voorwaardelijk eeuwig leven, goddelijk leven, in zich, maar hij of zij is nog geen onsterfelijk geestelijk wezen, bestaat nog niet geheel uit geest.
Hij is nu een erfgenaam van God (zoals de zoon vaneen rijke man de erfgenaam is van zijn vader), maar hij is nog niet „Wedergeboren”, is nog geen bezitter. Indien echter Gods heilige Geest in ons is, zal God, bij Christus’ wederkomst op aarde als Koning der koningen, ons sterfelijke lichaam onsterfelijk maken door zijn Geest die in ons is (Rom. 8:11; 1 Kor. 15:49-53).
Zie nu hoe deze verbazingwekkende analogie verder gaat:
Zoals bij de menselijke voortplanting het bevruchte embryo, dat later de foetus wordt, nog ongeboren is en door de moeder moet worden gevoed, zo is de verwekte christen nog niet in Gods Gezin geboren. Het goddelijke leven is slechts in hem verwekt.
Satan heeft kans gezien de meeste fundamentalistische christenen in de waan te brengen dat zij direct „wedergeboren” zijn zodra zij Christus hebben aanvaard.
Maar zoals bij de menselijke voortplanting de menselijke kenmerken, zoals vorm en gestalte, het lichaam en de hersenen, zich gedurende de zwangerschap langzamerhand ontwikkelen, zo begint het rechtvaardige en heilige karakter van God in ons vorm aan te nemen en te groeien. Bij velen ontwikkelt dit goddelijke karakter Zich zo langzaam dat het aanvankelijk nauwelijks waarneembaar is, behalve dat de gloed van de extase van deze geestelijke „romance” zichtbaar kan worden en in de „eerste liefde” van de geestelijke bekering zal uitstralen. Maar wat het toenemen in geestelijke kennis (2 Pet. 3:18) en geestelijk karakter betreft, dat moet nog grotendeels worden geleerd en ontwikkeld.
Wanneer iemand pas is bekeerd, is hij als het ware een geestelijk „embryo”, dat moet worden grootgebracht en gevoed met geestelijk voedsel. Jezus zei dat de mens niet alleen van brood (fysiek voedsel) moet leven, maar ook van elk woord van God. De Bijbel is het geschreven Woord van God, Christus is in persoon het Woord van God. Dit opgroeien nu is karakterontwikkeling, die tijd vergt en die grotendeels door ervaring wordt bewerkstelligd. Bovenal is voortdurende bijbelstudie nodig om zich welbeproefd ten dienste van God te kunnen stellen, en eveneens voortdurend, ernstig gebed. Wanneer u de Bijbel bestudeert, spreekt God tot u. Wanneer u bidt, spreekt u tot Hem. Op deze wijze leert u God werkelijk goed kennen, zoals u ook mensen beter leert kennen wanneer u met hen spreekt.
Een groot deel van de ontwikkeling van dit geestelijke karakter vindt ook plaats door christelijke gemeenschap met andere geestelijk verwekte mensen in Gods Kerk.
En zoals de menselijke moeder het embryo en de foetus fysiek voedt, zo voedt Gods Kerk als geestelijke moeder haar leden. Gods Kerk wordt „het hemelse Jeruzalem … onze moeder” genoemd (Gal. 4:26).
Zie hoe deze dingen precies parallel lopen. God stelt geroepen en gekozen dienaren in zijn Kerk aan om de kudde te voeden, „om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon [d.w.z. tot het verkondigen van Christus’ Evangelie van het Koninkrijk van God in de gehele wereld], tot opbouw van het lichaam van Christus [de Kerk], totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus” (Ef. 4:12-13).
Het is de taak van de ware dienaren van Christus (en hoe weinig zijn er) om de verwekte, maar nog ongeboren heiligen te beschermen tegen valse leringen en valse predikers!
Wat een prachtig beeld is de menselijke voortplanting van die van God.
Zoals u weet is het Gods bedoeling dat door de menselijke voortplanting een gezin ontstaat, dat er kinderen in dit gezin worden geboren. Het menselijke gezin is het exacte model van Gods gezin. God heeft het huwelijk en het gezinsleven aan geen enkele andere levensvorm geschonken dan alleen aan de mens, die het potentieel heeft lid te worden van het gezin van God.
Bedenk verder dat, alvorens de geboorte kan plaatsvinden, de fysieke, menselijke foetus fysiek voldoende gegroeid moet zijn; zo moet ook de verwekte christen geestelijk in genade en kennis van Christus groeien (2 Pet. 3:18); hij moet tijdens dit leven overwinnen en goddelijk karakter ontwikkelen voordat hij in het Koninkrijk van God kan worden geboren.
Dit wordt heel goed in beeld gebracht door de gelijkenissen van de ponden en de talenten. In de gelijkenis van de ponden (Lukas 19:11-27) stelt Jezus zichzelf voor als een man van hoge geboorte die naar een ver land (de hemel) trok om een koningschap in ontvangst te nemen en later terug te keren. Hij riep zijn tien dienaren bij zich en gaf elk van hen een pond. Tijdens zijn afwezigheid won een van hen tien pond door met het geld handel te drijven. Hij werd daarvoor door zijn heer geprezen en kreeg het bestuur over tien steden in Gods Koninkrijk. Een tweede dienaar maakte slechts vijf pond winst; hij had het maar half zo goed gedaan, hoewel hij met een gelijk aandeel was begonnen. Hem werd het bestuur over vijf steden gegeven. Een derde dienaar maakte in het geheel geen winst, en zelfs het ene pond werd hem toen ontnomen.
In de gelijkenis van de talenten (Mat. 25:14-30) kreeg de een vijf talenten, een ander twee en een derde één talent—een ieder naar zijn bekwaamheid. Bij Christus’ wederkomst had de man die vijf talenten had ontvangen er vijf bij verdiend (een uitbeelding van geestelijke groei en overwinning in dit leven). Hij werd geprezen als een goede en trouwe dienstknecht en hij kreeg overeenkomstige verantwoordelijkheid in Gods Koninkrijk. Degene die er twee had bij verdiend, had in verhouding tot zijn bekwaamheid precies evenveel gepresteerd. Hij ontving een even grote beloning. Maar degene die het ene talent had ontvangen, had er niets mee gedaan. Met andere woorden, hij had in zijn christelijke leven hier op aarde niets overwonnen, hij was geestelijk niet gegroeid en had geen karakter ontwikkeld. De ponden of talenten in deze twee gelijkenissen stellen de aanvankelijke maat van Gods heilige Geest voor die bij de bekering wordt gegeven. Naarmate de geestelijk verwekte persoon voortdurend door de heilige Geest wordt geleid, hij datgene doet waarvoor Gods Geest zijn verstand opent, groeit in geestelijke kennis en overwint, vermeerdert de maat van de heilige Geest in hem. Jezus was vervuld van de heilige Geest—maar niet met mate (Joh. 3:34). De gelijkenissen laten zien dat de bekeerling die niet in Geest en karakter toeneemt, zal uitvallen. Hij is een van degenen die „Christus aannemen” en die zich daardoor als reeds „wedergeboren” beschouwen; zij vinden niet dat zij iets moeten overwinnen, dat zij moeten groeien en geestelijk karakter ontwikkelen. Zo iemand denkt dat hij „reeds behouden” is. Hij zegt dat hij niet gelooft in behoud door „werken”.
Wat hij niet beseft is dat, hoewel behoud een geschenk is, wij beloond worden naar onze daden (Mat. 16:27). Door niets te doen, verspeelt hij niet alleen de beloning, maar ook het geschenk van eeuwig leven.
Christus’ antwoord aan zulke mensen luidt bij zijn komst met het Koninkrijk van God: „Gij slechte en luie slaaf … Neemt hem dan het talent af … En werpt de onnutte slaaf uit in de buitenste duisternis. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars.” Hij bleef in gebreke wat Gods werkelijke bedoeling betreft: het voortplanten in ons van het heilige, rechtvaardige karakter dat we van God kunnen ontvangen.
Velen zijn misleid tot geloof in een vals „behoud”.
Tot besluit van de parallel: zoals de fysieke foetus geleidelijk de fysieke gelaatstrekken, organen en kenmerken ontwikkelt, zo moet de verwekte christen in dit leven de geestelijke eigenschappen ontwikkelen: liefde, geloof, geestelijke kennis, geduld, zachtmoedigheid, vriendelijkheid en zelfbeheersing. Hij moet een dader van het Woord van God worden. De foetus die niet groeit, sterft en zal nooit worden geboren. ▪
Vervolg op Wat de wetenschap niet kan ontdekken over het Verstand van de mens (Vierde deel)