Jonas Canales/Unsplash
Wat bedoelt u met... bekering? (Vierde deel)
Vervolgd van Wat bedoelt u met... bekering? (Derde deel)
Volmaakt karakter
Het doel dat God voor ogen had toen Hij de mensheid schiep—door u geboren te laten worden—is Zichzelf te vermenigvuldigen. (Vraag ons gratis boekje Waartoe bent u geboren? aan.)
God is boven alles volmaakt, rechtvaardig karakter! God kan in ons karakter scheppen, maar dit moet zich ontwikkelen volgens onze onafhankelijke vrije wil. Wij, als individuele persoonlijkheden, hebben in dit proces ons eigen aandeel.
Wat is volmaakt karakter? Het is voor ieder mens met een vrije wil het vermogen te komen tot het onderscheid van het goede en het kwade—van het ware en het valse—het goede te kiezen en de wil te hebben zich zelfdiscipline op te leggen om het goede te doen en het kwade te weerstaan.
Evenals spieren, wordt ook karakter door oefening ontwikkeld en versterkt. Mijn naam is Armstrong. Ik zou mijn arm iets sterker kunnen maken en de spieren ontwikkelen door mijn arm voortdurend te buigen en te strekken. Maar als ik aan iets zwaars moet trekken of er tegen duwen, zullen de spieren veel sneller ontwikkelen. In ons huist die natuur die een zeer ongunstige invloed uitoefent op dat volmaakt rechtvaardige karakter. Die natuur geeft ons iets waartegen we moeten strijden ten einde juist dat goede karakter te ontwikkelen en te versterken!
Gods karakter beweegt zich in de richting van Zijn Wet—de weg van liefde. Het is een onbaatzuchtige bezorgdheid voor anderen. God bezit dat karakter. Hij heeft een onbaatzuchtige bezorgdheid voor u en voor mij. Hij gaf Zijn eniggeboren Zoon om ons met Hem te verzoenen en om de vreugden van Zijn karakter en eeuwig leven voor ons mogelijk te maken (Johannes 3:16). Hij overstelpt ons met alle mogelijke goede en waardevolle gaven. Hij plaatst zelfs Zijn goddelijke natuur in ons (2 Petrus 1:4), wanneer we berouw hebben en ons van de verkeerde wegen van deze wereld afwenden; wanneer we ze beginnen te weerstaan en ons door het geloof in Jezus Christus als onze persoonlijke Verlosser tot Hem wenden.
Gods goddelijke natuur is de aard van liefde—van geven, dienen en helpen—van onbaatzuchtige bezorgdheid. Het is ook de aard van nederigheid.
Wanneer iemand bekeerd is—berouw heeft en zich afwendt van de verkeerde levenswijzen van deze wereld—en hij Gods Heilige Geest heeft ontvangen, dan gaat zijn menselijke natuur, niet zomaar weg. Deze werd ons (waarschijnlijk onbewust) door Satan, de overste van de macht der lucht, ingegeven. Hij oefent nog steeds invloed op ons uit. We leven nog steeds in deze tegenwoordige boze wereld en die blijft ook haar aantrekkingskracht uitoefenen. God staat nog altijd toe dat Satan aanwezig is. En hij is ook inderdaad aanwezig.
Er zijn dus drie krachten te weerstaan en te overwinnen. Deze zijn: Satan, deze wereld en wijzelf. Wij moeten tegen deze drie de strijd aanbinden ten einde rechtvaardig karakter in onszelf te ontwikkelen en te versterken. God zegt duidelijk dat het de overwinnaars zijn die behouden zullen worden en met Christus zullen regeren. (Openbaring 2:26-27; 3:21; 21:7).
Gods hulp
Geen mens is sterk genoeg om dit uit eigen kracht te doen. Hij moet in geloof de hulp en kracht van God zoeken en ontvangen. Zelfs met Gods kracht zal hij die machten niet gemakkelijk of ineens overwinnen. Het is niet gemakkelijk. Christus zei duidelijk dat de weg naar uiteindelijk behoud moeilijk en zwaar is (Mattheüs 7:13-14). Het is een voortdurende strijd—een strijd tegen het eigen ik, de wereld en de duivel. De vorming van karakter komt door ondervinding tot stand. Daar is tijd voor nodig!
Deze ontwikkeling is een proces. Het is een kwestie van groei, van ontwikkeling. Er is een volledige en juiste kennis van Gods Woord voor nodig om volmaakt te worden, want Jezus onderwees dat wij moeten leven bij elk woord van God (Mattheüs 4:4; Lucas 4:4).
De natuurlijke, onbekeerde geest van de mens kan Gods Woord niet volledig en op de juiste manier begrijpen, maar de Heilige Geest opent het verstand voor dit geestelijk begrip. Het verkrijgen van deze kennis is op zichzelf al een proces waarvoor tijd nodig is. Het zijn de daders van het Woord, en niet zij die alleen maar hoorders zijn, die behouden zullen worden (Romeinen 2:13).
Kan iemand echter meteen en ineens deze nieuwe levenswijze waarover hij nu hoort, volgen? Kan iemand zomaar ineens breken met alle gewoonten waarvan hij nu ziet dat ze verkeerd zijn? Nee, hij stelt vast dat hij een strijd moet leveren tegen gewoonten die hij in het verleden heeft aangeleerd.
Hij moet nog steeds de zuigkracht van de onzichtbare maar machtige Satan overwinnen. Die kracht is op subtiele wijze in zijn geest doorgedrongen als een wet die in hem werkt—voortgebracht door de uitzending van Satan de duivel, de overste van de macht der lucht (Efeziërs 2:2). Deze hele wereld is afgestemd op de geest van de duivel (Openbaring 12:9).
De apostel Paulus noemt deze zuigkracht van de menselijke natuur: de wet van zonde en dood.
Paulus was bekeerd. Paulus was een echte Christen. Hij had berouw gehad, Christus aangenomen en de Heilige Geest ontvangen. Met zijn verstand wilde hij van ganser harte en met echte intense oprechtheid Gods weg volgen. Maar was Paulus hierin volmaakt?
We laten hemzelf aan het woord.
De ervaring van Paulus
“Wij weten immers, dat de wet geestelijk is,” schreef hij, “ik echter ben vlees, verkocht onder de zonde. Want wat ik uitwerk, weet ik niet; want ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer van heb, dat doe ik … Doch dan bewerk ik het niet meer, maar de zonde, die in mij woont.” Hij spreekt hier over de menselijke natuur in hem. Hij vervolgt: “Immers, het wensen is wel bij mij aanwezig, maar het goede uitwerken, kan ik niet. Want niet wat ik wens, het goede, doe ik, maar wat ik niet wens, het kwade, dat doe ik … want naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet Gods, maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij tot krijgsgevangene maakt van de wet der zonde, die in mijn leden is” (Romeinen 7:14-23).
De wet van zijn verstand is de wet van God—de Tien Geboden. De wet “in zijn leden” is de menselijke natuur door Satan in hem geplant. Dan roept Paulus uit: ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods [of: uit dit (stoffelijke) lichaam van de dood]? En dan dankt hij God dat God dit zal doen door Jezus Christus en door de kracht van Zijn Heilige Geest. Maar dat kost tijd!
De waarlijk bekeerde Christen zal ontdekken dat hij vaak struikelt, door verleiding, en valt—net zoals een kind dat leert lopen vaak valt. Maar een kind van een jaar wordt niet ontmoedigd en geeft het niet op. Het staat op en begint opnieuw.
Een werkelijk bekeerd Christen is nog niet volmaakt.
God kijkt naar het hart—naar de innerlijke beweegreden—naar wat men werkelijk bedoelt. Als hij zijn best doet en telkens wanneer hij valt, weer opstaat, als hij God berouwvol om vergeving vraagt, als hij zich voorneemt zijn uiterste best te doen nooit meer deze fout te maken en met vernieuwde kracht volhardt om te overwinnen, dan zal God deze persoon in zijn strijd om te overwinnen in grote mate genadig zijn.
Ik denk dat het langzamerhand wel duidelijk zal zijn dat de pas bekeerde Christen niet op slag volmaakt is. Hij begaat niet opzettelijk, willens en wetens een zonde, in een geest en houding van opstandigheid. Daar heeft hij zich van bekeerd. Hij wil zonde volledig de baas te worden. Maar om een volmaakt leven te leiden, zou hij alle geestelijke kennis moeten bezitten. Hij zou bij elk woord van de Bijbel moeten leven. De Heilige Geest verleent geestelijk inzicht, zodat hij de Bijbel kan begrijpen. Maar om de gehele Bijbel te begrijpen is tijd nodig. Wij moeten groeien in de kennis hoe volmaakt zonder zonde te leven.
Door de macht der gewoonte of door zwakheid en verleiding kan een Christen zondigen. Maar als hij een Christen is, heeft hij onmiddellijk berouw en op grond van dit berouw reinigt het offer van Christus hem van zijn zonde (1 Johannes 1:7-9).
Bekeerde mensen staan vaak aan grotere verleiding bloot dan vóór hun bekering. Satan oefent een grotere zuigkracht op hen uit dan voorheen. Zij streven ernaar de zonde te overwinnen, maar ze zijn nog niet volmaakt. Soms zijn zij niet op hun hoede. Zij kunnen in feite zondigen. En dan ontwaken zij als het ware, en beseffen wat zij gedaan hebben. Zij hebben berouw en zijn vervuld van wroeging—hebben werkelijk spijt—en hebben een afkeer van zichzelf. Dan gaan zij tot God en roepen om hulp, om meer kracht en sterkte van God om te overwinnen (Hebreeën 4:16).
Zo gaat het met echte Christenen.
Het is een voortdurende strijd—een gevecht tegen de zonde—een tot God gaan in ernstig gebed om hulp en geestelijke kracht om te overwinnen. En als zij ijverig zijn, maken zij voortdurend vorderingen. Zij groeien voortdurend in Gods kennis, uit de Bijbel. Zij roeien voortdurend verkeerde gewoonten uit en zetten zichzelf aan tot goede gewoonten. Zij groeien voortdurend dichter naar God toe door bijbelstudie en gebed. Zij groeien voortdurend in karakter, op weg naar volmaaktheid, hoewel nog niet volmaakt.
Wordt vervolgd...