Blijf op de hoogte met onze gratis nieuwsbrief

Waarom bestaat de kerk? (Vijfde deel)

Kiwihug/Unsplash

Waarom bestaat de kerk? (Vijfde deel)

Het ongelooflijke potentieel van de mens - Hoofdstuk 9

Vervolgd van Waarom bestaat de kerk? (Vierde deel)

Hoe goed georganiseerd?

“In Hem wast elk bouwwerk [de Kerk], goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here” (vs. 21).

Vervolgens: “En aan Hem ontleent het gehele lichaam als een welsluitend geheel en bijeengehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei van het lichaam, om zichzelf op te bouwen in de liefde” (Efeziërs 4:16).

Inderdaad, Christus organiseerde Zijn Kerk.

En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars (Efeziërs 4:11), verder in de Staten­vertaling: Tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bedie­ning, tot opbouw van het lichaam van Christus; totdat wij allen zullen komen tot de eenheid des geloofs en der kennis van de Zoon van God, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus” (Efeziërs 4:12-13).

Hoe staat het met het enkele lid dat op zichzelf gaat staan, of een mens volgt in plaats van de Kerk van God die in direct doorlopende lijn het vervolg is van de apostolische Kerk, die door Christus in 31 n.Chr. werd gesticht? Hij staat er als lid, of als stukje hout of steen, volkomen buiten en is daarom geen deel van het lichaam van Christus dat Hem zal huwen.

Wij hebben gezien dat Christus de gewone leden van de Kerk de speciale opdracht had gegeven achter de apostelen te staan in hun uitgaan naar de wereld met het evangelie, en wel met gebed, bemoediging, tienden en offers.

Dit meewerken door gebed, bemoediging en financiële steun was daarom Gods opdracht, opdat het zou dienen als middel waardoor zij Gods heilige en rechtvaardige karakter konden ontwikkelen—zodat zij zich, samen met de apostelen en evangelisten, zouden bekwamen met en onder Christus in Gods Koninkrijk te regeren. Dit middel tot karakterontwikkeling in de gewone leden is de weg van geven, niet Satans weg van nemen.

Gods weg—de weg van Zijn wet—is de weg van onbaatzuchtige liefde. Het is de weg van geven. Degene die probeert een individuele, op zichzelf staande Christen te zijn, ten einde zijn eigen behoud te verkrijgen, begeeft zich op de weg van nemen, op Satans wijze. En ik zou niet willen proberen op Satans manier in het Koninkrijk van God te komen.

Let er nog eens op waarom God apostelen, evangelisten, herders en andere dienaren in Zijn Kerk aanstelde; dat was niet alleen ter wille van de prediking door degenen die werden uitgezonden in de gehele wereld om Christus’ boodschap van hoop aan te kondigen. Lees het nog eens (Efeziërs 4:12-13—SV): Het was “tot de volmaking der heiligen … tot de opbouw [voorlichting en onderwijzing] van het lichaam van Christus; totdat wij allen zullen komen tot de eenheid des geloofs en der kennis van de Zoon van God, tot een volkomen man …”

Maar kan de enkeling zichzelf dan niet opbouwen buiten de Kerk? Waarschijnlijk niet, en bovendien is het niet Gods weg.

Hoe brengt God Zijn waarheid in de Kerk? Niet door iedere persoon apart, maar wel door de apostelen en andere dienaren onder hen.

Ten tijde van de eerste apostelen—in de eerste eeuw—was de Bijbel nog niet geheel geschreven. God gebruikte een beperkt aantal profeten door wie Hij sprak. De profeten gaven de boodschap door aan een apostel. Tegenwoordig is de Bijbel compleet. God heeft in onze tijd in de Kerk geen profeten gebruikt.

De gewone leden van de Kerk van de eerste eeuw ontvingen hun onderwijs en instructies van de apostelen. De oorspronkelijke twaalf waren door Christus in eigen persoon onderwezen—dat­zelfde geldt voor Paulus. Jezus Christus was het persoon geworden Woord van God. De Bijbel is het geschreven Woord van God. Het is allemaal precies dezelfde waarheid en leer, of het nu komt van Jezus in eigen persoon toen Hij op aarde was, of uit het geschreven Woord van God. Gods apostel voor onze tijd werd onderwezen door het geschreven Woord van God—dezelfde, identieke leer.

Hoe staat het nu met de op zichzelf staande, individuele gelovige die tracht zijn behoud op eigen houtje te verkrijgen—of door het volgen van een mens, of een van de honderden Christelijke denominaties van tegenwoordig? Hij is afgesneden van de ware leer die Christus openbaart aan en via Zijn apostel.

Hoe zit het indien iemand in de Kerk het niet eens is met enig onderdeel van de leer? Dan is hij niet in harmonie met Gods Kerk. En God heeft slechts één Kerk.

En allen in de Kerk zijn gebonden hetzelfde te spreken. Het moet datgene zijn wat Christus, ofwel in eigen persoon, ofwel door Zijn geschreven Woord, aan Zijn apostel heeft geleerd.

Aan de Kerk te Corinthe schreef de apostel Paulus: “Maar ik bid u, broeders, door de Naam van onze Here Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt …” (1 Corinthiërs 1:10—SV). Sommi­gen van hen wilden Petrus volgen, sommigen wilden Apollos volgen, sommigen Paulus. Maar Paulus was hun apostel en Christus had hen door Paulus onderwezen.

De afgezonderde individuele gelovige zal zijn eigen idee van Gods waarheid volgen. Dat is niet Gods weg.

God heeft in Zijn almachtige wijsheid de Kerk opgericht als Zijn middel om allen dezelfde waarheid te onderwijzen, zodat allen hetzelfde spreken. Niet ieder individu zijn eigen leer.

God heeft de Kerk opgericht, niet alleen opdat haar apostelen en evangelisten de wereld ingaan om het goede nieuws van het komende Koninkrijk van God aan te kondigen, maar ook als het juiste middel voor het gehele lichaam van gewone leden om Gods eigen heilige, rechtvaardige karakter te ontwikkelen door middel van geven—het geven van voortdurende gebeden voor de apostel, het geven van bemoediging, tienden en offers!

Wat dan degene die iemand buiten de Kerk navolgt, of die tracht zijn eigen behoud te verkrijgen door enkel te nemen en niet te geven wat leden aan het Werk van de Kerk behoren te geven? Ga Jezus’ gelijkenis van de ponden in Lucas 19 eens na. Het pond is de Britse geldeenheid. Jezus lichtte toe dat Hij ieder lid, bij zijn bekering, “één pond” gaf, hetgeen de Heilige Geest voorstelt die bij de bekering wordt geschonken. Maar de Christen moet groeien in de genade en kennis van Christus. Terwijl hij dat doet, door in de Kerk te geven, ontvangt hij een toenemende hoeveelheid van Gods Geest. Het geïsoleerde, afgezonderde lid zal waarschijnlijk afvallen (zie Lucas 19:20-24).

Wordt vervolgd...

Ihp Nl