Ben White/Unsplash
Waarom bestaat de kerk? (Tweede deel)
Vervolgd van Waarom bestaat de kerk? (Eerste deel)
En zo werd Jezus, de tweede Adam, geboren—als geen ander vóór Zijn menselijke geboorte, door God verwekt. Hij was zowel God als mens—God met ons—mens geworden God, zodat Hij, als mens, voor de mensen kon sterven (Hebreeën 2:9). Ja, God in de gelijkenis van het menselijk vlees, die Satan, de vroegere koning Lucifer, kon overwinnen, en zich aldus kwalificeerde om de regering van God op de aarde te herstellen.
Satan trachtte Jezus spoedig na Zijn geboorte te vernietigen, voordat Hij zou kunnen opgroeien om Zich te kwalificeren en het Koninkrijk van God aankondigen. Maar God beschermde het Christuskind door Jozef en Maria met Hem naar Egypte te laten vluchten, totdat Herodes, de provinciale Romeinse koning over Judea, gestorven was.
“Het kind groeide op en werd krachtig, en het werd vervuld met wijsheid …” (Lucas 2:40). Jezus was vanaf Zijn geboorte begiftigd met de Heilige Geest van God.
Ik zei al dat Satan, als de “overste van de macht der lucht”, op een subtiele en onzichtbare manier via de “menselijke” geest zijn houding van vijandelijke rebellie in het menselijk verstand injecteert. Satan begint deze vleselijke gezindheid in het kind te planten zodra het kennis begint op te nemen en te denken. Maar het opgroeiende kind Jezus dat vervuld was met Gods Geest, weerstond vanaf Zijn vroegste jeugd deze magnetische “aantrekkingskracht”, de zuigkracht die wij de menselijke natuur noemen.
Jezus heeft nooit een vleselijke gezindheid gehad die vijandig tegenover God stond. Zijn denken was, vanaf Zijn vroegste jeugd, onderworpen aan de wet van God. Zo overwon Hij Satan steeds en steeds weer op een manier die geen ander mens ooit had ervaren.
Laten wij vervolgens het verslag van Marcus lezen: “En het geschiedde in die dagen, dat Jezus Nazareth in Galilea verliet en Zich door Johannes in de Jordaan liet dopen. En terstond, toen Hij uit het water opsteeg, zag Hij de hemelen scheuren en de Geest als een duif op Zich nederdalen. En een stem (kwam) uit de hemelen: Gij zijt Mijn Zoon de geliefde; in U heb Ik Mijn welbehagen.
En terstond dreef de Geest Hem uit naar de woestijn. En Hij werd in de woestijn veertig dagen verzocht door de Satan …” (Marcus 1:9-13).
Na veertig dagen en veertig nachten zonder enig voedsel of een druppel water was Jezus fysiek zeer zwak, maar geestelijk sterk. Toen volgde de meest titanische strijd die ooit is gestreden en waarbij de hoogste inzet aller tijden in het universum op het spel stond.
Het gedetailleerde verslag van deze allergrootste worsteling is vastgelegd in Mattheüs 4 vanaf vers 1.
Menige medicus zal niet geloven dat een mens veertig dagen zonder eten of drinken in leven kan blijven. Zij zijn jammerlijk onwetend wat vasten betreft. Jezus was de hongerdood weliswaar zeer nabij. Woorden zijn niet in staat de verschrikkelijke honger die Hem in haar greep had te beschrijven.
Satan sloeg meteen toe op het moment van Jezus’ zwakste toestand. Hij richtte in deze strijd om de hoogste inzet waarom ooit is gestreden, zijn eerste aanval op datgene waarvan hij goed wist dat dit het zwakste punt van de mensheid in zowel geestelijk als fysiek opzicht is—ijdelheid en honger:
“Indien,” moet Satan beledigend hebben gespot, “indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze stenen broden worden.”
Een geestelijk zwakker mens zou opgevlogen zijn en kwaad terug hebben gezegd: “Indien ik Gods Zoon ben—wat bedoel je met indien? Ik zal je eens laten zien of ik de Zoon van God ben! Ik zal je eens laten zien dat ik wonderen kan verrichten!” En, om zijn verschrikkelijke honger te stillen, zou hij in Satans subtiele val zijn getrapt.
Maar Jezus hield vast aan Zijn gehoorzaamheid aan God. Hij antwoordde: “Er staat geschreven,” waarmee Hij onmiddellijk naar Gods Woord, de Heilige Schrift ging, “Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat.”
Satan moest het onderspit delven met zijn meesterlijke poging tot verleiding. Satan geeft het echter niet zo gemakkelijk op. Hoe goed weet ik dat zelf uit ervaring. Hij sloeg opnieuw toe.
“Indien Gij Gods Zoon zijt,”—Satan herhaalde zijn aanval op ‘s mensen zwakste punt—ijdelheid—maar nu onder andere omstandigheden. Hij had Jezus meegenomen naar het dak van de tempel. “Werp Uzelf dan naar beneden; er staat immers geschreven”—nu citeert Satan ook de Schrift, alleen paste hij de bedoelde betekenis verkeerd toe—“er staat immers geschreven: Aan Zijn engelen zal Hij opdracht geven aangaande u, en op de handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen stoot”—of opdat de wet van de traagheid geen uitwerking op u heeft wanneer de zwaartekracht u snel naar de aarde trekt. Hij testte Jezus’ geloof in God en herhaalde tevens zijn uitdaging aan de menselijke ijdelheid. Satans dienaren kunnen de Bijbel citeren, maar zij verdraaien en misvormen hem en halen teksten uit hun verband.
Jezus diende Satan meteen van repliek.
“Er staat ook geschreven,” zei Hij: “Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken.”
De tekst over engelen die iemand zullen dragen als hij valt, is alleen van toepassing, wanneer hij per ongeluk valt. Door vrijwillig omlaag te springen zou hij “God verzoeken”, met andere woorden, twijfelen aan de betekenis van het Woord van God en God op de proef stellen, hetgeen twijfel inhoudt of Hij wel Zijn woord zou houden.
Satan had nog een pijl op zijn boog. Hij verleidde Jezus nu tot begeerte en hebzucht, tot nemen, tot de greep naar de macht.
Satan nam Jezus mee naar de top van een hoge berg en toonde Hem alle koninkrijken van deze wereld. Toen zei hij: “Dit alles zal ik U geven, indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt.”
Met andere woorden, zowel Satan als Jezus wist dat indien Jezus Zich kwalificeerde, Hem macht over de regeringen van alle naties op aarde zou worden gegeven. Beiden wisten echter ook van Gods 6000-jarige oordeel over de mensheid en dat Jezus nog bijna 2000 jaar zou moeten wachten op de macht en de heerlijkheid van de wereldheerschappij.
Jezus ontkende niet dat deze macht om te regeren, door Satans subtiele misleidingen, in Satans handen was. Maar Hij wist ook dat Satan een leugenaar was—dat hij zijn woord niet zou houden—en dat indien hij het wel deed, Jezus altijd nog slechts wereldmacht onder Satan zou hebben. Hij wist dat het aan God was om het te geven, en Hij was beslist bereid om op Gods tijd te wachten na het oordeel van 6000 jaar over de mensheid, wanneer God Hem zou kronen en Hem weer naar de aarde zou zenden in opperste majesteit, macht en heerlijkheid.
Deze keer besloot Jezus een einde te maken aan deze kolossale worsteling om de wereldmacht. “Ga weg, Satan!” Jezus sprak het bevel met gezag uit. En Satan, die verslagen was in zijn poging om zijn heerschappij over de wereld te behouden, sloop weg (Mattheüs 4:10-11).
Maar denk niet dat Satan het opgaf. Nog niet. Hij trachtte Gods apostelen ten val te brengen en Zijn Kerk. Hij intrigeerde om de menselijke machten te manipuleren tot vervolging van Gods Kerk en om Christus’ evangelieboodschap van hoop voor de wereld te onderdrukken. Nog steeds voert hij op een woedende en valse manier oorlog tegen Gods Kerk en apostel, zelfs in de laatste generatie van deze boze wereld.
Maar Jezus Christus leeft. God zit op Zijn troon met Jezus aan Zijn rechterhand. En Satan kan slechts doen wat God hem toestaat.
Nu terug naar Marcus 1:14: “En nadat Johannes was overgeleverd, ging Jezus naar Galilea om het evangelie (van het Koninkrijk – SV) Gods te prediken, (en Hij zeide): De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie.” Dat wil zeggen, geloof de boodschap die Jezus verkondigde en die het komende wereldregerende Koninkrijk van God aankondigt.
De tijd was vervuld. Jezus had Zich gekwalificeerd op het punt waar de eerste Adam faalde en had de wereldheerschappij aan Satan ontrukt ten einde Gods regering op aarde te herstellen; ten einde de uit Geest geboren familie van God, die in het Koninkrijk van God zal heersen, in het ambt te bevestigen.
Jezus verliet Nazareth en vestigde Zich in Kapernaüm aan de noordelijke oever van het Meer van Galilea. Jezus was geen vagebond. Hij bewoonde een vast huis, in tegenstelling tot de vele valse veronderstellingen van tegenwoordig.
En onmiddellijk riep Jezus Zijn discipelen tot Zich—om hen te onderwijzen en op te leiden tot Zijn apostelen, die met Zijn boodschap van het Koninkrijk Gods uitgezonden zouden worden nadat Jezus Zijn persoonlijke opdracht op aarde zou hebben beëindigd.
Jezus wandelde langs de oever van het Meer van Galilea. Hij nodigde twee broers, Petrus en Andreas, uit Hem te volgen. Deze broers hadden Jezus niet gekozen. Zij hadden er niet naar gestreefd Zijn apostelen te worden—zij waren vissers geworden. Maar op Jezus’ woord verlieten zij nu alles en volgden Hem.
Vervolgens riep Jezus twee andere broers Zijn discipelen te worden—Jakobus en Johannes. Ook zij hadden het beroep van visser gekozen, niet dat van apostel (Mattheüs 4:18-22).
Mattheüs had verkozen belastingontvanger te worden. Maar tot Zijn twaalf discipelen zei Jezus later: “Gij hebt Mij niet gekozen, maar Ik heb u gekozen.”
En evenals in Marcus 1:14-15 lezen wij in Mattheüs 4: “En Hij (Jezus) trok rond in geheel Galilea en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk …” (vs. 23).
Totdat Jezus Zich, door Satan te overwinnen, had gekwalificeerd om Gods regering te herstellen, was er geen zekerheid, behalve in de gedachten en het voornemen van God, over het herstel van deze regering die door Satan was verworpen.
Gedurende ongeveer drieëneenhalf jaar trok Jezus rond in het land van Israël, terwijl Hij in hun synagogen het goede nieuws van ‘s werelds toekomstige hoop predikte en Zijn discipelen onderwees en opleidde tot apostelen.
Tenslotte werd Jezus, na te zijn gegeseld—opdat Zijn Kerk fysieke genezing zou hebben—gekruisigd, opdat door Zijn vergoten bloed onze zonden vergeven zouden worden, omdat Hij in onze plaats de straf, de doodstraf had ondergaan.
Wordt vervolgd...