Pawel Nolbert/Unsplash
Preëxistentie vóór het stoffelijke heelal (Vijfde deel)
Vervolgd van Preëxistentie vóór het stoffelijke heelal (Vierde deel)
Lucifer, een geschapen wezen
In het voorafgaande hoofdstuk 26 van Ezechiël wordt het beeld opgeroepen van de grote handelsstad Tyrus in de oudheid. Tyrus was de handelsmetropolis van de antieke wereld zoals Babylon de politieke hoofdstad was. Tyrus was het New York, het Londen, het Tokio of het Parijs van de oudheid. Het toenmalige Tyrus, wereldhaven voor zeevaarders en kooplieden, ging prat op haar schoonheid zoals Parijs in onze tijd.
Hoofdstuk 27 vervolgt dan met een beschrijving die ook wordt gevonden in het 18e hoofdstuk van het boek Openbaring, waarin gesproken wordt over een komende politiek-religieuze leider (vs. 9-19).
Hoofdstuk 28 handelt meer specifiek over de tijd die komen gaat, de tijd die ook in Jesaja 14 wordt beschreven. In Ezechiël 28 gaat het over de vorst van Tyrus, een aardse heerser. God zegt tot de profeet Ezechiël: “Mensenkind, zeg tot de vorst van Tyrus [in feite een machtige religieuze leider die spoedig zal optreden in onze tijd]: zo zegt de Here Here: omdat uw hart hoogmoedig geworden is en gij zegt: Ik ben een god, een godenwoning bewoon ik midden in zee,—terwijl gij een mens zijt en geen god—en gij in uw hart uzelf gelijkstelt met een god; voorzeker, gij zijt wijzer dan Daniël, geen geheim is voor u verborgen; door uw wijsheid en uw inzicht hebt gij u een vermogen verworven en goud en zilver verzameld in uw schatkamers … en uw hart is trots geworden op uw vermogen. Daarom, zo zegt de Here Here, omdat gij in uw hart uzelf gelijkgesteld hebt met een god, daarom, zie, ik breng vreemdelingen over u, de gewelddadigste der volken … In de groeve zullen zij u doen neerdalen, gij zult de bittere dood der gesneuvelden sterven, midden in zee” (Ezechiël 28:2-8). (Vergelijk dit eens met 2 Thessalonicenzen 2:3-4 waar het gaat over “de mens der wetteloosheid”, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is.)
Wat een superwezen!
Maar hier gaat, evenals in Jesaja 14, de lagere menselijke figuur over op een hoger geestelijk tegenbeeld. In plaats van de vorst van Tyrus—een mens—gaat het nu over de koning van Tyrus. Dit is weer Lucifer.
De profeet Ezechiël vervolgt: “Het woord des Heren kwam tot mij: Mensenkind, hef een klaaglied aan over de koning van Tyrus en zeg tot hem: zo zegt de Here Here: Volmaakt zijt gij van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon” (vs. 11-12).
Lees dit nog eens opnieuw. God zou zoiets nooit van een menselijk wezen zeggen. Deze verheven geest was het summum van wijsheid, volmaaktheid en schoonheid. Hij was het hoogtepunt, het meesterstuk van Gods schepping, een individueel geschapen wezen, het hoogste schepsel dat God in Zijn almacht kon scheppen. De tragiek is dat hij in opstand kwam tegen zijn Maker.
“In Eden waart gij, Gods hof” (vs. 13), maar hij had ook op aarde gewoond. Zijn troon was hier. “Allerhande edelgesteente overdekte u … Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat en aan u vastgehecht; toen gij geschapen werd, waren zij gereed” (vs. 13). Hij was een geschapen, geestelijk wezen—geen sterfelijk mens van vlees en bloed.
Hij werd met geniale capaciteiten geschapen, ook op muzikaal gebied. Nu heel zijn wezen in denken en doen verdorven is geworden, is hij de eigenlijke bewerker van de huidige verdorven muziek—van het onharmonische gekreun en gekrijs—van de ongelukkige en ontmoedigde stemmingen. Denkt u zich eens in, het voortreffelijke talent, al die gaven en mogelijkheden in een wezen dat met zulke vermogens is geschapen. En dat alles verdorven, alles verzuurd, verspild, omgeslagen in haat, verdelging en hopeloosheid.
Maar vat moed. Als wij voldoende gemotiveerd zijn om weerstand te bieden aan Satans listen, aan het kwade en het defaitisme, en als wij volharden in Gods wegen, zijn de ontzaglijke menselijke mogelijkheden oneindig veel groter en hoger dan die van Lucifer—zelfs in zijn oorspronkelijke geschapen vorm, voordat hij tot opstandigheid en ongerechtigheid verviel.
Laten we met deze openbaring van de zo belangrijke ontbrekende dimensie in kennis vervolgen: Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels; Ik had u een plaats gegeven, zegt God tot Lucifer. Dit voert ons terug naar Exodus 25, waarin God aan Mozes het ontwerp voor de ark van het verbond gaf. De beschrijving begint met vers 10, en in vers 18-20 zien wij in het ontwerp de twee cherubs, die ter weerszijden van Gods troon in de hemel stonden—de troon van Gods heerschappij over het ganse heelal. De vleugels van de twee cherubs overdekten de troon van God.
Opgeleid in het hoofdkwartier van het heelal
Deze Lucifer nu was een plaats gegeven naast Gods troon. Hij was opgeleid en bekwaam in de uitvoering van Gods bestuur. God koos zo’n goed opgeleid en bekwaam wezen als hoofduitvoerder van Zijn bewind over de engelen die de gehele aarde bewoonden.
Lezen we verder: “… gij waart op de heilige berg der goden [op Gods heilige berg—Statenvertaling], wandelend temidden van vlammende stenen.” Het gaat hier dus niet over een menselijk wezen. Lees echter verder: “Onberispelijk waart gij in uw wandel, vanaf de dag dat gij geschapen werd, totdat er onrecht [wetteloosheid] in u werd gevonden” (Ezechiël 28:15). Hij bezat volmaakte kennis, begrip en wijsheid. Hij bezat echter ook het volle vermogen om logisch te redeneren, te denken, beslissingen te nemen en een keuze te doen. En ondanks al deze voorkennis—zelfs van resultaten en gevolgen—keerde dit hoogste wezen, het hoogste dat zelfs God door Zijn machtwoord ineens kon scheppen, zich in opstand tegen zijn Schepper en tegen de weg die leidt tot alles wat goed is. Hij verviel tot wetteloosheid. Hij was opgeleid in de uitoefening van volmaakte orde en wet. Zolang Lucifer deze volmaakte weg bewandelde, heerste er onuitsprekelijke vreugde in de gehele wereld. Een heerlijke vrede met harmonie, volmaakte liefde en samenwerking. Gods bestuur schiep een ideale toestand van geluk—zolang Lucifer trouw was in de uitvoering van Gods bewind.
Vervolgd op: Preëxistentie vóór het stoffelijke heelal (Zesde deel)