Tucker Tangeman/Unsplash
Overbrugging van de kloof tussen de stoffelijke mens en de uiteindelijk uit Geest bestaande kinderen Gods (Zesde deel)
Dit brengt ons tot de vraag over het sterven van de fysieke mens en de opstanding, die Job zijn ‘verandering’ noemde in het Koninkrijk van God.
Ik heb al eerder het volgende uit Jesaja 64:8 aangehaald: “Maar nu, Here, Gij zijt onze Vader; wij zijn het leem, Gij zijt onze Formeerder en wij allen zijn het werk van uw hand.”
God zou ons niet kunnen vormen, veranderen en Zijn karakter in ons ontwikkelen, als we hadden gezondigd, en dat hebben we allen gedaan, indien wij uit geest waren geschapen.
Verder staat er: “Zal ook het leem tot zijn vormer zeggen: Wat maakt gij? of uw werk: Hij heeft geen handen?” (Jesaja 45:9.)
In een ander Schriftgedeelte dat zo vaak verkeerd wordt toegepast, staat: “Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf, het [geloof] is een gave van God; niet uit werken …” (Efeziërs 2:8-9). Wij verdienen geen behoud door goede werken, noch door eigen inspanning, maar wanneer wij behoud als een geschenk van God ontvangen, dan zal de beloning naar de mate van onze “werken” zijn (Mattheüs 16:27)—prestaties in het leven op Gods wijze en het ontwikkelen van karakter.
Lees nu het slot van dit Schriftgedeelte dat vrijwel altijd met opzet wordt weggelaten door hen die de mensen op dit punt willen misleiden: “… niet uit werken.” Waarom niet? … “opdat niemand roeme. Want Zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen” (Efeziërs 2:8‑10).
Ik heb getracht duidelijk te maken dat wij contact moeten zoeken met God en dat Hij de pottenbakker of beeldhouwer is die, naarmate wij dit verlangen en onszelf geven, ons leven en ons karakter vormt en modelleert naar het beeld van Zijn rechtvaardig karakter.
Zoals gezegd kan het goddelijk karakter in ons niet in één keer worden geschapen. Het moet ontwikkeld worden; wij moeten ons overgeven, wij moeten het begeren en zoeken. Maar het komt van God. Als wij dagelijks nauw contact onderhouden met onze Schepper, door Zijn Geest en door onze geest—immers Zijn Heilige Geest “getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn” (Romeinen 8:16)—dan vormt en modelleert Hij ons karakter. Zou God ons uit geest hebben geschapen, dan zou dit niet kunnen als wij eenmaal hadden gezondigd.
Nu sterven wij, zoals Job naar voren bracht. Het leven daarna komt door de opstanding. Wanneer wij sterven, houdt het bewustzijn op. Dit wordt behandeld in Job 10. De fysieke hersenen verliezen het bewustzijn en vergaan.
Wat voor lichaam zullen wij in de opstanding hebben? Deze vraag wordt in 1 Corinthiërs 15 beantwoord: “Maar, zal iemand zeggen, hoe worden de doden opgewekt? En met wat voor lichaam komen zij? … als gij zaait [begrafenis in de grond], zaait gij niet het toekomstige lichaam, maar slechts een korrel, bijvoorbeeld van koren, of van iets anders. Maar God geeft er een lichaam aan, gelijk Hij dat gewild heeft” (1 Corinthiërs 15:35‑38).
Het lichaam dat sterft, is niet hetzelfde lichaam dat in de opstanding zal zijn.
Nu komen wij bij een uiterst belangrijke rol die de geest in de mens—die ik de “menselijke geest” genoemd heb—speelt. Hij schenkt ons niet het menselijke leven. Hij ziet, hoort of denkt niet. Het is de vleselijke mens die besluiten neemt en het is in die fysieke mens dat geestelijk karakter moet worden ontwikkeld. Het is de menselijke klei waarin God Zijn karakter vormt. De geest in de mens legt vast wat de hersenen opnemen, zelfs de gezindheid, de facetten van het karakter, en niet alleen van de menselijke hersenen, maar ook van het gehele lichaam. De geest bewaart zelfs het lijnenpatroon van de vingertoppen.
Men kan het vergelijken met de gietvorm die een beeldhouwer maakt. Gesteld dat deze een bronzen beeld van iemand wil maken. Hij kan dan een gipsmengsel gebruiken voor het maken van een model. Vervolgens maakt hij van dit model een gietvorm. Dit is een holle vorm, gemaakt op het model. In deze holle vorm giet hij gesmolten vloeibaar brons dat dan vaste vorm aanneemt. Daarna wordt de vorm verwijderd en het bronzen beeld is een nauwkeurige kopie van het oorspronkelijke model.
De geest die in elke mens zetelt, heeft de functie van een gietvorm. Hij bewaart het geheugen van de mens, zijn karakter, zijn vorm en gestalte.
Ik wil natuurlijk niet zeggen dat de geest een holle vorm is, maar hij vervult dezelfde functie als de gietvorm van een beeldhouwer. Als iemand de Heilige Geest heeft ontvangen, dan zal God in de opstanding zorgen voor een geestelijk lichaam dat de vorm en gestalte heeft van de geestelijke gietvorm. De verrezen persoon zal geheel uit geest bestaan, niet uit stof zoals het menselijke model. In de verrezen geestelijke vorm zal hij plotseling tot leven komen. Het zal hem voorkomen alsof er slechts een fractie van een seconde is verstreken sinds hij bij het sterven alle bewustzijn verloor. Zijn geheugen zal helemaal intact zijn. Hij zal dezelfde vorm en gestalte hebben als toen hij nog als mens op aarde leefde. Zelfs zijn vingerafdrukken zullen dezelfde zijn.
Het karakter dat hij door God in zich liet ontwikkelen, zal in hem zijn. Hij zal eeuwig leven. En evenals God de Vader zal hij uit eigen vrije wil zo zijn geworden dat hij niet kan zondigen (1 Johannes 3:9).
Het lichaam in de opstanding zal niet hetzelfde zijn als het lichaam van vlees en bloed dat we nu hebben. God verandert niet het stoffelijke vlees en bloed in geest. Het fysieke lichaam van vlees en bloed gaat na de dood tot ontbinding over en vervalt, maar de geest die in het lichaam was, houdt, evenals de gietvorm van de beeldbouwer, de gehele vorm en gestalte, het geheugen en het karakter volledig intact. En de geest, de gietvorm, verandert niet, zelfs niet als de opstanding duizenden jaren na de dood zou plaatsvinden.
Zie wat er gebeurt bij het sterven.
“En het stof keert weder tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest keert weder tot God, die hem geschonken heeft” (Prediker 12:7). Na de dood keert het fysieke lichaam, onverschillig of het wordt begraven, gecremeerd of wat dan ook, tot de aarde terug. Maar de geest die in de mens was, die alles heeft vastgelegd—vorm en gestalte van het lichaam, de gelaatstrekken, het geheugen en het karakter—keert terug tot God. Die geest zal onveranderd worden bewaard.
Heiligen zoals Abraham, Mozes, David en Daniël zijn duizenden jaren geleden gestorven. Denkt u zich dat eens in: God heeft op de een of andere manier moeten zorgen dat de vorm, de gestalte, het uiterlijk, de geest en het karakter van heiligen duizenden jaren lang bewaard bleven. Zij bestonden uit vergankelijk vlees en bloed. Alles wat zij toen waren als mensen die geheel uit stof bestaan, is sinds lang vergaan. Toch zal het hen in de opstanding voorkomen alsof er slechts een fractie van een seconde is verlopen sinds zij bij hun dood het bewustzijn verloren.
In de staat van ‘dood zijn’ wisten zij absoluut niets. Gods Woord zegt: “De levenden weten tenminste, dat zij sterven moeten, maar de doden weten niets” (Prediker 9:5).
De geest die tot God terugkeert, is de menselijke geest die gedurende zijn leven in de mens was. Het was niet een “onsterfelijke ziel”, want de ziel is sterfelijk en vergankelijk.
Zij die met Gods Heilige Geest zijn gestorven, zullen in de eerste opstanding zijn (Openbaring 20:4-5). Zij zullen onsterfelijk verrijzen met een verheerlijkt lichaam van geestelijke samenstelling, hun gezicht stralend als de zon.
Alle anderen die tijdens hun fysiek bestaan niet door God tot eeuwig behoud zijn geroepen, zullen na de duizendjarige regering van het Koninkrijk Gods onder Christus worden opgewekt voor het oordeelstijdperk van de grote witte troon (Openbaring 20:11-12). Zij zullen sterfelijk herrijzen, opnieuw in een fysiek lichaam van vlees en bloed zoals tevoren. In deze grote oordeelsperiode zullen zij worden “geroepen”; hun ogen zullen worden geopend voor Gods waarheid. Dan zal er tenslotte een laatste opstanding zijn (Openbaring 20:13-15) van hen die in hun sterfelijk mensenbestaan door God waren geroepen, maar die Hem hadden verworpen of zich van Zijn waarheid hadden afgewend. Zij zullen met degenen die Gods waarheid bij het grote oordeel op de witte troon verwerpen, in de poel des vuurs (2 Petrus 3:10-11) terechtkomen, wat de tweede dood is. Dan zullen zij as (SV) of stof zijn onder de voetzolen van de onsterfelijken in Gods Koninkrijk (Maleachi 4:3) en zij zullen zijn als hadden zij nooit bestaan (Obadja 16).
Dan staat de miljoenen tot onsterfelijkheid behouden mensen het ongelooflijke potentieel van de mens te wachten, wanneer God de Schepper het ganse heelal onder ons bestuur zal plaatsen (Hebreeën 2:7-8).
Er is echter nog veel meer te onthullen. Waarom zijn er deze afgelopen 6000 jaar zoveel problemen, lijden, hartzeer en kwaad in de wereld geweest? Daarvoor moet een oorzaak zijn, want ieder gevolg heeft een oorzaak.
Er is nog zoveel in dit overzicht van heel Gods waarheid te onthullen!
Wordt vervolgd...