Blijf op de hoogte met onze gratis nieuwsbrief

Overbrugging van de kloof tussen de stoffelijke mens en de uiteindelijk uit Geest bestaande kinderen Gods (Derde deel)

Rene Bernal/Unsplash

Overbrugging van de kloof tussen de stoffelijke mens en de uiteindelijk uit Geest bestaande kinderen Gods (Derde deel)

Het ongelooflijke potentieel van de mens - Hoofdstuk 7

Vervolgd van Overbrugging van de kloof tussen de stoffelijke mens en de uiteindelijk uit Geest bestaande kinderen Gods (Tweede deel)

God had een periode van 7000 jaar vastgesteld. Gedurende de eerste 6000 jaar zou de mensheid van God afgesneden (met uitzondering van enke­len) haar eigen weg gaan—om door menselijk leed en lijden een les te leren in een leven tegengesteld aan Gods levenswijze, die door de regering van God geboden werd—welke regering Adam had verworpen.

Deze 6000 jaar, met Satan nog hier, zou worden gevolgd door een dui­zendjarige periode waarin Christus die is aangewezen om het bestuur van God op aarde te herstellen, zou heersen. Gedurende dit zevende millennium zou Satan volkomen aan banden worden gelegd.

En in deze periode zou het Koninkrijk van God—de regering door de Godfamilie—op aarde worden gevestigd.

Gedurende de eerste 6000 jaar zouden slechts weinig mensen in de gelegenheid worden gesteld deel te hebben aan de geestelijke schepping, die begint met het ontvangen van de tweede geest, de gave van Gods Heilige Geest. Buiten deze betrekkelijk weinigen zou God, volgens Zijn plannen, verder geen bemoeienis hebben met het menselijk geslacht. Abel, Adams tweede zoon, volgde klaarblijkelijk Gods weg, want Christus noemde hem “de recht­vaardige Abel”. En Henoch “wandelde met God”. Ook Noach vond genade bij God. Dit alles was blijkbaar in de ongeveer eerste 1900 jaar.

Na de zondvloed leefden Abraham, Isaäk, Israël en Jozef naar Gods wetten. Daarna riep en vormde God de natie Israël, maar hen werd geen geestelijk behoud of eeuwig leven aangebo­den; zij ontvingen alleen materiële en nationale zegeningen. God riep en gebruikte enkele profeten. Toen kwam Christus en Hij maakte geestelijk behoud voor allen mogelijk. Doch in de welhaast 2000 jaar na Christus is slechts een eerste, betrekkelijk kleine geestelijke ‘oogst’ geroepen tot geestelijk behoud.

Menselijke voortplanting type van Gods eigen vermenigvuldiging

Slechts weinig mensen weten dat de menselijke voortplanting een heilige betekenis op het goddelijke niveau heeft die aan geen enkel ander levend wezen kan worden toegekend. De menselijke voortplanting is een beeld van geestelijk behoud, want het is in feite God de Vader die Zichzelf in de familie Gods voortplant.

Laten we nu de verbazingwekkende overeenkomst eens bezien.

Zoals u weet bestaat de mens geheel uit aardse materie uit de grond (Genesis 2:7 en 3:19). Maar hoe kan God, wanneer Hij Zichzelf voortplant, de kloof overbruggen bij het veranderen van een geheel fysieke mens in een uitsluitend uit geest bestaand lid van Gods familie?

Het begint met een geest (een gedeelte van het geestelement) in de geheel fysieke mens. U weet dat deze geest niet de mens zelf is, maar iets in de mens. U weet ook dat deze geest niet ziet, hoort of denkt. De mens ziet, hoort en denkt door middel van zijn fysieke hersenen en de vijf zintuigen: ogen, oren, tong, neus en huid. De geest in de mens verleent zijn fysieke hersenen het vermogen van het fysieke intellect en vormt aldus het menselijk verstand.

De geest in de mens functioneert onder meer als een compu­ter en geeft de hersenen het psychische en intellectuele vermogen. Kennis die door de vijf zintuigen in de hersenen wordt opgenomen, wordt onmiddellijk in de geestelijke computer opgeslagen. In deze computer zetelt het geheugen. Deze computer zorgt ervoor dat het brein zich ogenblikkelijk dat detail van de miljoenen stukjes ken­nis herinnert dat bij een gedachtegang nodig is. Dat wil dus zeggen dat het geheugen vastgelegd is in de menselijke geest, afgezien van de vraag of het tevens in de “grijze massa” van de hersenen ligt opgeslagen.

Door deze menselijke geest beschikt de mens ook over geestelijke en morele vermogens die de dieren niet bezitten.

God had de noodzakelijke tweede geest—de Heilige Geest—binnen Adams bereik gesteld. Maar toen Adam rebelleerde en van de verboden vrucht at, had God hem uit het paradijs verban­nen en hem alle toegang tot de boom des levens—het symbool van Zijn Heilige Geest—ontzegd.

Toch kan de mensheid, indien zij tot inkeer komt, door Christus Gods gave van Zijn Heilige Geest ontvangen. Tot Nico­demus zei Christus: “Tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien” (Johannes 3:3). Uiteraard begreep Nicodemus dit niet helemaal. Ook nu is er bijna niemand die dit werkelijk begrijpt. Jezus verklaarde: “Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest” (Johannes 3:6). De mens kwam uit de aarde. Hij is vlees. Jezus sprak niet over een tweede fysieke geboorte of ervaring van bekering in dit leven, maar over een geestelijke geboorte, wanneer de mens geest zal zijn; niet meer bestaande uit stof, maar geheel en al uit geest. Letterlijk geest! Dan zal hij uit God geboren zijn. God is geest (Johannes 4:24).

Ten einde mens te worden, moesten wij allen worden verwekt door onze menselijke vader. Op dezelfde wijze moeten wij om opnieuw geboren te worden—uit de Geest die van God de Vader is eerst worden verwekt door de geestelijke Vader, door God.

Dit wordt verklaard in Romeinen 8:16-17: “Die Geest [van God] getuigt met onze geest, dat wij [verwekte] kinderen Gods zijn. Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen [nog geen bezitters]: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus …”

En Gods Heilige Geest, nu verbonden met onze menselijke geest in het menselijk verstand, bewerkt twee dingen: 1) verwekt in de mens eeuwig godde­lijk leven, waardoor hij later als een goddelijk wezen, dat dan geheel uit geest bestaat, in Gods Familie kan worden geboren, en 2) schenkt het menselijk verstand het vermogen geestelijke kennis te bevatten—om te weten wat in God is (1 Corinthiërs 2:11). Bovendien schenkt Gods Heilige Geest goddelijke liefde, geloof en de kracht om Satan en de zonde te weerstaan.

De door Gods Geest verwekte Christen heeft nu voorwaardelijk reeds het eeuwige leven, goddelijk leven, in zich, maar hij is dan nog geen onsterfelijk geestelijk wezen, omdat hij nog niet geheel uit geest bestaat.

Hij is nu een erfgenaam van God, zoals de zoon van een rijke man de erfgenaam is van zijn vader, maar hij is nog niet ‘wedergeboren’, nog geen bezitter. Indien echter Gods Heilige Geest in ons is, zal God bij Christus’ wederkomst op aarde als Koning der koningen onze sterfelijke lichamen onsterfelijk maken DOOR Zijn Geest die in ons woont (Romeinen 8:11; 1 Corinthiërs 15:49-53).

Zie nu hoe deze verbazingwekkende analogie verder gaat:

Zoals bij de menselijke voortplanting het bevruchte embryo, dat later de foetus zal worden, nog ongeboren door de moeder wordt gevoed, zo is de verwekte Christen nog niet in Gods Familie geboren. Het goddelijke leven is slechts in hem verwekt.

Satan heeft kans gezien de meeste Christenen in de waan te brengen dat zij reeds “wedergeboren” zijn als zij Christus aan­vaard hebben.

Maar zoals bij de menselijke voortplanting de menselijke kenmerken zoals vorm en gestalte, het lichaam en de hersenen, zich gedurende de zwangerschap langzamerhand beginnen te ont­wikkelen, zo begint het rechtvaardige en heilige karakter van God in ons vorm aan te nemen en te groeien. Bij velen ontwikkelt dit goddelijke karakter zich soms zo langzaam dat het aanvankelijk nauwelijks waarneembaar is, behalve dat bij sommigen de gloed van de extase van deze geestelijke “romance” zichtbaar zal wor­den en uitstralen in die “eerste liefde” bij de geestelijke bekering. Maar wat het toenemen in geestelijke kennis (2 Petrus 3:18) en de ontwikkeling van het geestelijke karakter betreft, dat moet nog grotendeels worden geleerd en ontwikkeld.

Wanneer iemand pas is bekeerd, dan is hij als het ware een geestelijk ‘embryo’ dat nu moet worden grootgebracht en gevoed met geestelijk voedsel. Jezus zei dat de mens niet alleen van brood (fysiek voedsel) moet leven, maar ook bij elk woord van God. De Bijbel is het geschreven Woord van God, terwijl Christus het Woord van God in persoon is. Dit opgroeien nu is de karakteront­wikkeling, die tijd vergt en die grotendeels wordt bewerkstelligd door ervaringen.

Bovenal is daarvoor nodig voortdurende bijbelstudie om zich welbeproefd ten dienste van God te kunnen stellen, en eveneens voortdurend en ernstig gebed. Wanneer u de Bijbel bestudeert, spreekt God tot u. Wanneer u bidt, spreekt u tot Hem. Op deze wijze leert u God pas goed kennen, zoals u ook mensen beter leert kennen wanneer u met ze praat.

Heel veel van de ontwikkeling van dit geestelijke karakter doet men op door Christelijke gemeenschap met andere geestelijk verwekte mensen in Gods Kerk.

Wordt vervolgd...

Ihp Nl