Evi Radauscher/Unsplash
Nationale Grootheid Aan Israël Beloofd—Nooit door de Joden ontvangen—Waarom niet? (Tweede Deel)
Vervolg van Nationale Grootheid Aan Israël Beloofd—Nooit door de Joden ontvangen—Waarom niet? (Eerste Deel)
E
en Volk en een Menigte van Volken
Deze geweldige beloften werden opnieuw aan Izaäk en aan Jacob beloofd. Ismaël en Abrahams andere zonen werden van dit eerstgeboorterecht uitgesloten. Ezau, Izaäks zoon en Jacobs tweelingbroer, verkocht het en werd uitgesloten. De belofte, zoals zij aan Izaäk bevestigd werd, is vastgelegd in Genesis 26:1-5. Die aan Jacob in Genesis 27:26-29, waar er materiële zegening van rijkdom aan bodemschatten aan toegevoegd wordt, met de profetie dat de heidense volken geregeerd zullen worden door de Israëlitische volken die het eerstgeboorterecht bezaten. En opnieuw in Genesis 28:13-14, waar het nog toegevoegde detail, dat deze naties van Israël zich uiteindelijk over de wereld zouden verspreiden, wordt vastgelegd.
Nog later verscheen God aan Jacob, wiens naam in Israël werd veranderd, en definieerde de inhoud van deze “vele volken” zelfs nog verder op deze wijze: “En God zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige, wees vruchtbaar en word talrijk; een volk, ja [andere vertalingen geven hier “en”] een menigte van volken, zal uit u ontstaan, en koningen zullen uit uw lendenen voortkomen” (Gen. 35:11).
Dus beginnen de “vele volken” uiteindelijk vorm aan te nemen als een volk—één grote, rijke, krachtige natie; en nog een menigte van volken—een groep, of gemenebest van verbonden naties.
Deze belofte is nooit aan de Joden vervuld. Ze kan niet op de Kerk van toepassing zijn, want in de Bijbel wordt er slechts één ware Kerk erkend, en dat is geen natie of een groep van naties, maar een verzameling van uitgeroepen individuen die verspreid zijn over alle volken. Toch moet deze verbazingwekkende belofte vervuld zijn, of we moeten ontkennen dat de Bijbel Gods heilig Woord is!
Het Eerstgeboorterecht en de Scepter
Nu komen we aan een zeer essentieel onderscheid en wat bijbelse waarheid, waarvan slechts zeer weinigen weet hebben. Let daar goed op.
De geestelijke beloften—de belofte van het “ene zaad”, Christus, en van het behoud of heil door Hem—noemt de Bijbel “de scepter”. Deze belofte was, zoals practisch een ieder weet, aan de Joden gegeven. Jezus Christus was uit de stam van Juda en uit het huis van David. “Het heil is uit de Joden”, zei Jezus (Joh. 4:22). “Eerst voor de Jood”, legde Paulus uit, “maar ook voor de Griek” (Rom. 1:16).
Dit feit wordt bevestigd door Genesis 49:10: “De scepter zal van Juda niet wijken”.
Maar—en hier hebben we het verbazingwekkend essentiële feit, dat zo weinigen schijnen te hebben opgemerkt—“maar het eerstgeboorterecht viel ten deel aan Jozef”. Ja, Jozef, die door zijn broers naar Egypte verkocht was, waar hij voedseldistributeur en eerste minister werd—Jozef, die een voorspoedig man genoemd werd, evenals zijn afstammelingen zouden worden. “Wel was Juda de sterkste onder zijn broeders en een uit hem werd tot vorst [voornaamste vorst—KJV] (de scepterbelofte), MAAR het eerstgeboorterecht viel ten deel aan Jozef” (1 Kron. 5:2).
Het eerstgeboorterecht wat Ezau aan Jacob verkocht—de belofte van nationale grootheid en materiële rijkdom—werd nooit aan de Joden, die van de stam van Juda zijn, gegeven. Daarom moeten we natuurlijk niet verwachten deze belofte vandaag aan de Joden vervuld te zien.
Het Eerstgeboorterecht was voor Jozef
En wat is nu eigenlijk het eerstgeboorterecht? Dat is wat iemand rechtens door geboorte ten deel valt. De term “genade” betekent “onverdiende, verbeurde gunst—iets waar een mens geen recht op heeft, niet geërfd door geboorte, maar gekregen als een gratis geschenk. Maar een “eerstgeboorterecht” erft iemand door geboorte als zijn recht. Dientengevolge omvat de term “eerstgeboorterecht” alleen de erfenis van MATERIËLE zegeningen, die overgaan van vader op zoon—die zegeningen die iemand niet met zich mee kan nemen wanneer hij sterft.
En wat is een “scepter”? Het is het kenmerk van koninklijke macht, van een koninklijk ambt. De scepter was Gods belofte voor een ononderbroken dynastie van koningen, culminerend in Jezus Christus die de Koning der koningen zal zijn; en daarom behelsde de scepter de belofte van eeuwig behoud door Christus.
Dus let a.u.b. goed op! De scepter, die de geestelijke belofte van behoud is, waardoor alle naties gezegend kunnen worden, ging naar Juda, terwijl het eerstgeboorterecht naar Jozef ging. En het eerstgeboorterecht omvat ook het bezit van het land, Palestina, het bezit van de materiële “poort” van fysieke vijanden, het beërven van de heidenen als een bezitting en het regeren over de heidenvolken, het zich overal ter wereld uitbreiden en koloniseren! De twee fasen van de beloften aan Abraham zijn nu gescheiden in twee verschillende stammen van Israël!
Het interessante verhaal van het doorgeven van dit eerstgeboorterecht van de bejaarde Israël aan de twee zonen van Jozef staat in hoofdstuk 48 van Genesis. U moet het daar maar lezen, helemaal.
Merk op dat Jacob deze twee jongens, Efraïm en Manasse, als zijn eigen wettige zonen adopteerde omdat ze een Egyptische moeder hadden. Let op vers 16, waar hij zegt: “dat in hen mijn naam genoemd worde.” Daarom moesten zij “het Huis van Israël” genoemd worden. Zij hadden recht op de naam Israël, niet de Joden! “… en dat zij vermenigvuldigen als vissen in menigte, in het midden des lands!” gaat Jacob verder, terwijl hij hen zegent. Wie moesten tot die menigte uitgroeien? Let wel—niet Juda, niet de Joden—maar de zonen van Jozef, Efraïm en Manasse en hun nakomelingen.
Samen zouden ze tot een menigte uitgroeien. Maar tenslotte, zoals door een andere profetie aangegeven wordt, Jesaja 49:20, wat later behandeld zal worden, zouden de nakomelingen van deze twee jongens zich scheiden, en Efraïm zou Manasse loslaten, die dan een afzonderlijke natie zou worden. Toen hij zo verder ging met spreken over Manasse zei Jacob: “hij zal ook tot een volk worden, en hij zal ook groot worden; maar nochtans zal zijn kleinste broeder groter worden dan hij, en zijn zaad zal een volle menigte [of gemenebest] van volkeren worden” (Gen. 48:19—SV).
En zo werd Efraïm, de zoon van Jozef de houder van het eerstgeboorterecht. Wie zijn er nu vandaag de afstammelingen van Efraïm en van Manasse? Ergens moet Efraïm een groep of gemenebest van naties vormen, terwijl Manasse de grootste afzonderlijke natie moet zijn! Of dit klopt, of de Bijbel is niet waar!
David Beklimt de Troon
Na de dood van Jacob en zijn twaalf zonen in Egypte, groeiden hun kinderen in ongeveer twee en een kwart eeuw uit tot een bevolking van tussen de twee en drie miljoen in dat land.
Maar de kinderen Israëls werden slaven (Ex. 1:6-14). Toen verwekte God Mozes en maakte hem op speciale wijze geschikt om deze kinderen van Israël uit de slavernij, die in Egypte over hen gekomen was, te leiden.
Toen zij de berg Sinaï bereikten, in dat woestijnschiereiland, sloot God een verbond met hen door hen tot een volk te maken—Zijn volk—onder alle koninkrijken der wereld. Hun regering was theocratisch, met zowel burgerlijke, als geestelijke en religieuze wetten, die regelrecht door God gegeven waren. God zelf was hun Koning, en Hij regeerde over hen door een stelsel van richters.
Spoedig, echter, werden de Israëlieten ontevreden met God als hun Koning en eisten dat een mens hun koning zou zijn zoals bij de heidense naties rondom hen. En dus gaf God hen Saul als hun eerste menselijke koning. Saul was echter geen goede koning, ook was zijn hart niet oprecht voor God. Hij weigerde God te gehoorzamen en werd uiteindelijk verworpen. Saul werd onttroond. Zijn dynastie eindigde met hem.
Toen zette God David, een man naar Zijn hart, die niet aan Saul verwant was, op de troon van Israël. David zat op de troon van de Heere. Wegens zijn gehoorzaamheid en eerlijkheid en oprechtheid van hart, kreeg David, evenals Abraham, een wonderlijke onvoorwaardelijke belofte van God, even slecht bekend als de beloften aangaande het eerstgeboorterecht aan Abraham. ▪
Wordt vervolgd …