nils ks/Unslash
Israëls Nieuwe Land (Eerste Deel)
Continued from De Mysterieuze Breuk (Tweede Deel)
We zijn nu gereed om de huidige verblijfplaats van de tien stammen en het verdreven Huis van Israël op te sporen. Wij weten dat zij bestaan als een natie en een groep naties, dat zij machtig zijn, en dat ze als heidenen worden beschouwd. En wanneer wij hen vinden, vinden we tevens de troon van David!
Vele passages in de profetieën spreken over deze mensen in de laatste dagen, profetieën die vóór deze “tijd van het einde” niet konden worden begrepen, profetieën met een boodschap die naar deze mensen moet worden uitgedragen door hen aan wie God haar openbaart!
Prent allereerst de volgende feiten in gedachten:
In de dagen van de 13e van de 19 koningen van het Huis van Israël (Amos 1:1) schreef de profeet Amos: “Zie, de ogen des Heren Heren zijn tegen het zondige koninkrijk [het Huis van Israël, Juda had nog niet gezondigd], en Ik zal het [het koninkrijk, de regering, niet het volk] verdelgen van de aardbodem … Want zie, Ik geef bevel, en Ik schud het huis van Israël onder al de volken, gelijk men met een zeef schudt, en geen steentje zal ter aarde vallen” (Amos 9:8-9)
Deze profetie past men gewoonlijk toe op de verspreid wonende Joden. Zij heeft echter niets te maken met de Joden, of het Huis Juda, maar verwijst naar het tienstammenrijk Israël—dat in Assyrische ballingschap was gedreven en vandaar was weggetrokken en onder andere volken verspreid, voordat de Joden naar Babel werden gevoerd. Deze profetie zegt dat Israël (niet Juda) onder de andere volken zou worden “geschud”—waarbij deze Israëlieten hun identiteit zouden verliezen—ofschoon God hen toch beschermt en bewaart: “geen steentje zal ter aarde vallen.”
Een Nieuw Vaderland
Over die tijd wordt gezegd: “Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning” (Hosea 3:4). Dat deze mensen onder alle volken werden verstrooid is duidelijk. Vele nieuwtestamentische passages wijzen hierop. Hoewel velen van hen in de eerste eeuw na Chr. nog altijd onder verscheidene naties verspreid waren, had een deel van hen zich in Jeremia’s tijd—140 jaar na het begin van hun ballingschap—op een eigen definitieve plaats gevestigd.
Evenwel zouden de Israëlieten die het eerstgeboorterecht bezaten, uiteindelijk in een nieuw, eigen land komen. In 2 Samuël 7:10 en 1 Kronieken 17:9 zegt de Here: “Ik zal een plaats bepalen voor mijn volk, voor Israël, en het planten [Jeremia had als opdracht te midden van hen de troon te planten], zodat het op zijn eigen plaats kan wonen, zonder dat het meer opgeschrikt [verdreven] wordt.” Uit de context van deze hele passage blijkt dat dit niet naar Palestina verwijst, maar naar een ander land waar deze verstrooide Israëlieten zouden worden bijeengebracht na te zijn verwijderd uit het beloofde land Palestina, dat ondertussen braak lag en in het bezit van de heidenen was.
Let hier goed op! Na uit Palestina te zijn verdreven, na onder alle volken te zijn uitgeschud, na vele dagen zonder koning te zijn geweest en hun identiteit te hebben verloren, zouden zij in een ver en vreemd land worden “geplant”, dat vervolgens hun bezit zou worden. En merk ook op dat zij, na deze plaats te hebben bereikt, niet meer opgeschrikt of verdreven zouden worden! Dat wil zeggen, gedurende deze tegenwoordige wereld, natuurlijk.
Al wijzen andere profetieën erop dat deze houders van het eerstgeboorterecht een koloniserend volk zouden worden, dat zich rond de wereld zou verspreiden, het is duidelijk dat dit verspreiden moet geschieden vanuit deze bestemde plaats, die de “thuis”-zetel van de regering ten behoeve van Davids troon moet blijven.
Let hier vooral op! Als deze “eigen plaats” eenmaal was bereikt en de troon van David daar was geplant, zouden zij niet meer wegtrekken. Daarom is de huidige verblijfplaats van dit volk de plaats waar Jeremia Davids troon plantte, nu meer dan 2500 jaar geleden!
Daarom zullen profetieën die op onze tijd betrekking hebben, of op de verblijfplaats van dit volk vlak voor de terugkeer van Christus, ons de plaats vertellen waar Jeremia de troon plantte. Het Huis van Israël moet nog, bij Christus’ komst, naar Palestina terugkeren—zij zullen nog wijngaarden planten in Samaria, hun oorspronkelijke land. Profetieën die vertellen waar ze op die dag in de toekomst vandaan zullen komen, zullen de verblijfplaats van het “verloren” tienstammenrijk Israël onthullen! De twee daaropvolgende “overdrachten” van de troon moeten ook in deze zelfde omgeving worden gelokaliseerd.
Het Verloren Israël Gevonden
Laten we nu, zonder u langer in onzekerheid te laten, zien waar de profetieën de houders van het eerstgeboorterecht lokaliseren, die nu de troon van David bezitten en de rijkste nationale materiële zegeningen hebben ontvangen.
Denk eraan dat ze van Juda—de Joden—onderscheiden worden door verschillende namen: “Efraïm”, “Jozef”, “Jacob”, “Rachel” (de moeder van Jozef), “Samaria” (hun vroegere land), “Israël”.
Volgens Hosea 12:1 “jaagt [Efraïm] de oostenwind na”. Een “oostenwind” gaat naar het westen. Efraïm moet vanuit Assyrië westwaarts zijn gegaan. Toen de Here aan David zwoer dat Hij diens troon zou bestendigen, zei Hij: “Ook zal Ik zijn hand [scepter] leggen op de zee” (Ps. 89:25). De troon zal “op de zee” worden “gelegd” of “geplant”.
De Here sprak door Jeremia: “En de Here zeide tot mij: Afkerigheid, Israël, heeft zich gerechtvaardigd boven Trouweloze, Juda. Ga heen en roep deze woorden uit naar het Noorden en zeg: Keer weder, Afkerigheid, Israël, luidt het woord des Heren” (Jer. 3:11-12). Israël wordt duidelijk van Juda onderscheiden. Natuurlijk lag Israël ten noorden van Juda toen ze nog in Palestina waren; maar toen deze woorden door Jeremia geschreven werden, was Israël al meer dan 130 jaar uit Palestina verdreven en was sindsdien allang met de Assyriërs weggetrokken naar plaatsen ten noorden (en westen) van Assyrië’s oorspronkelijke verblijfplaats.
En in deze laatste dagen moeten boodschappers “naar het noorden” (ten opzichte van Jeruzalem) gaan om het zoekgeraakte Israël op te sporen en deze waarschuwing te proclameren. Dus de plaats, zoals we nu zien, ligt naar het noorden en ook naar het westen en in de zee.
Het 18e vers van datzelfde hoofdstuk zegt: “In die dagen zal het huis van Juda naar het huis van Israël gaan, en zij zullen tezamen uit het Noorderland komen naar het land dat Ik aan uw vaderen ten erfdeel gegeven heb. “In de toekomstige exodus, bij Christus’ komst, moeten ze naar Palestina terugkeren uit het noorderland!
Na te hebben gezegd: “Hoe zou Ik u prijsgeven, Efraïm?” spreekt de Here door middel van Hosea: “Dan zullen zonen uit het westen bevend komen” (Hosea 11:8 en 10).
En: “Zie Ik breng hen uit het land van het noorden en verzamel hen van de einden [kusten] der aarde”(Jer. 31:8). Deze profetie is om daar goed acht op te slaan in “het laatste der dagen” (Jer. 30:24; 31:1), en is gericht aan “Israël” (vs. 2, 4 en 9), aan “Efraïm” (vs. 6 en 9), en “Samaria” (vs. 5). Nog een andere aanwijzing wordt er gegeven: “de einden [of kusten] der aarde” (vs. 8). Hieruit blijkt dat zij de zeeën beheersen en het geeft ook aan dat zij door koloniseren zich wijd verspreid hebben.
Verwijzend naar het Huis van Israël, niet naar Juda (Jes. 49:3, 6), zegt God: “Zie, dezen komen uit de verte, genen uit het noorden en het westen, weer anderen uit het land Sinim” (Jes. 49:12). In het Hebreeuws, de taal waarin dit oorspronkelijk werd geïnspireerd, bestaat er geen woord voor “noordwest”, maar wordt dit weergegeven door de uitdrukking “het noorden en het westen”. Dit betekent letterlijk het noordwesten! “Sinim” wordt door de Vulgaat weergegeven als “Australi” of Australië. Wij hebben dus nu als plek gevonden: ten noordwesten van Jeruzalem en ook over de wereld verspreid!
Vandaar dat het huidige Israël—het Israël ten tijde van het planten van Davids troon door Jeremia—ten noordwesten van Jeruzalem en IN DE ZEE moet liggen! Laten we de plaats van dit land nog nauwkeuriger bepalen!
Jesaja 49 begint met: “ Hoort naar Mij, gij eilanden!” (SV). Het volk dat als Israël wordt aangeduid, wordt in het eerste vers ““gij eilanden” en in vers 3 Israël genoemd. Het 31e hoofdstuk van Jeremia, dat Israël in “het land van het noorden” lokaliseert, zegt: “ Ik ben Israël tot een vader, en Efraïm, die is mijn eerstgeborene. Hoort des HEEREN woord, gij heidenen [Efraïm en Manasse]! en verkondigt in de eilanden, die verre zijn” (Jer. 31:9-10—SV).
En nog eens in Jes. 41:1, 8): “Hoort Mij zwijgend aan, gij kustlanden [of eilanden] … gij, Israël, mijn knecht, Jakob, die Ik verkoren heb”.
In Jeremia 31:10 moet de boodschap “in verre kustlanden [de eilanden die verre zijn SV]” worden verkondigd en worden geproclameerd aan “het hoofd der volkeren [heidenen—SV]” (vs. 7). Dus, evenals in Jeremia’s dagen, bevindt zich het Huis van Israël vandaag op de eilanden die “in de zee” zijn, het hoofd der volkeren, ten noordwesten van Jeruzalem. Een aan de kusten wonend, en daarom de zeeën beheersend volk. Deze identiteit kan onmogelijk foutief vastgesteld worden!
Neem een kaart van Europa. Trek een lijn naar het noordwesten vanuit Jeruzalem, dwars over het vasteland van Europa, totdat u bij de zee komt en dan bij eilanden in de zee! Deze lijn voert u rechtstreeks naar de Britse Eilanden! ▪
Wordt vervolgd …