Kerri Shaver/Unsplash
Is er leven na de dood? (Vierde deel)
Vervolgd van Is er leven na de dood? (Derde deel)
Nu erfgenamen die nog niet geërfd hebben
Zolang wij in onze huidige staat zijn, geboren en samengesteld uit vlees, kunnen we het Koninkrijk Gods niet zien, binnengaan, of beërven. Zie nu eens waardoor een waarlijk bekeerde Christen zich in dit leven en in deze wereld onderscheidt: “Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe” (Romeinen 8:9). Tenzij iemand de Heilige Geest ontvangen heeft en deze Geest in hem woont, is hij geen Christen. Door aansluiting bij een kerkgenootschap wordt men geen Christen, maar wel door het ontvangen en volgen van Gods Geest.
Het geestelijke geboorteproces vergelijkbaar met het fysieke
Zie nu hoe Gods Heilige Geest die in iemand komt en woont, te vergelijken is met een fysieke zaadcel die een ovum bevrucht. Het is het verlenen van geestelijk leven dat later een uit geest bestaande persoon zal kunnen voortbrengen. Een bevruchte eicel, een embryo, is geen geboren mensenkind. De vader heeft er leven aan geschonken, hij heeft het verwekt, maar noch embryo noch foetus is reeds een geboren mensje. Evenmin is de door de Geest verwekte mens reeds een uit Geest bestaand wezen, zoals Jezus zei dat hij zal zijn wanneer hij wedergeboren is.
Verder: “En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, die in u woont” (vs. 11).
Begrijp dit goed. Er is een grote overeenkomst tussen geboren zijn uit vlees en wedergeboren worden uit God. Jezus zei dat wat uit het vlees geboren is, vlees is—een geboren mens. Dat wat uit de Geest (uit God) geboren is, is Geest—een geboren geestelijk wezen.
Een mensenleven begint wanneer een zaadcel uit het lichaam van de vader een ovum (eicel) in de moeder bevrucht en het fysiek leven schenkt. In dit opzicht verwekt de vader leven. Hij “brengt niet voort”, dat doet later de moeder. Zijn aandeel in het proces dat leidt tot de uiteindelijke geboorte is dan af. Er is echter een tijdfactor die een rol gaat spelen. Ten tijde van de verwekking is er nog geen sprake van geboorte.
Het is op dit punt noodzakelijk deze uiteenzetting te geven, want de gangbare misvatting van een misleid “Christendom” is de bewering dat wanneer iemand Christus “ontvangt”, “aanneemt”, “belijdt” of voor het eerst inwoning van de Heilige Geest ontvangt, hij dan reeds “wedergeboren” is.
Let dus nog eens op de fysieke voorafschaduwing en gelijkenis.
De factor tijd
Bij de menselijke voortplanting gaat er een tijdfactor meespelen. Tussen de bevruchting—de verwekking door de vader en de ontvangenis van de kant van de moeder—tot de baring of geboorte, waarbij het kind uit de moederschoot wordt verlost, ligt een tijdsduur van negen maanden.
Die periode van negen maanden wordt zwangerschap genoemd. Na de conceptie noemt men de nu bevruchte eicel een embryo en enige maanden later een foetus. Gedurende deze periode van negen maanden zwangerschap zeggen we niet dat het embryo of de foetus geboren is. Ze doorlopen een groeiproces dat eindigt bij de geboorte. Het is het kind van zijn ouders, maar nog ongeboren. De vader heeft het reeds verwekt, maar de moeder heeft het nog niet gebaard. Toch is het gedurende de zwangerschap reeds het ongeboren kind van zijn ouders.
Bij de “wedergeboorte” begint dit geboorteproces wanneer God ons Zijn geestelijk leven schenkt door de Heilige Geest die in ons komt om in ons te wonen. Zie nogmaals Romeinen 8: “En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken [veranderen in onsterfelijke geest] door Zijn Geest, die in u woont” (vs. 11). Hier wordt hetzelfde beschreven als in 1 Corinthiërs 15:50-53, nl. de opstanding.
Ik wil dit glashelder maken. Miljoenen mensen die oprecht menen Christenen te zijn, geloven dat wanneer zij Christus belijden (of Zijn Heilige Geest ontvangen), zij “wedergeboren” zijn. Wat er feitelijk gebeurt, is het volgende:
Wanneer iemand na berouw, geloof en doop de Heilige Geest ontvangt, plaatst Gods Geest hem door de doop in Gods Kerk. De Kerk wordt het lichaam van Christus genoemd. We lezen daarom: “Want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt (1 Corinthiërs 12:13).
De Kerk onze moeder
De Kerk wordt eveneens “Jeruzalem, dat boven is” of “het hemelse Jeruzalem” genoemd (Hebreeën 12:22). In Galaten 4:26 staat: “Maar het hemelse Jeruzalem is vrij; en dat is onze moeder.”
De analogie is deze: wanneer we door God de Vader verwekt zijn door het ontvangen van Zijn Heilige Geest, worden we in de Kerk geplaatst die gedurende deze ontwikkelingsperiode onze moeder is.
De menselijke moeder van de foetus in haar baarmoeder voorziet haar ongeboren kind van fysiek voedsel, zodat het zich kan ontwikkelen en kan groeien. Bovendien draagt zij het tot de geboorte op een plaats waar zij het het beste kan beschermen tegen fysiek letsel.
De geestelijke moeder—de Kerk—heeft de opdracht gekregen: “Hoedt de kudde Gods” (1 Petrus 5:2) door middel van herders die God in de Kerk heeft aangesteld “om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon van God bereikt hebben, de mannelijke rijpheid …” (Efeziërs 4:11-13). Evenals de menselijke foetus gedurende de zwangerschap, die aan de geboorte voorafgaat, zich fysiek ontwikkelt en groeit, zo ontwikkelen en groeien wij geestelijk na door Gods Geest verwekt te zijn in de periode die aan onze wedergeboorte voorafgaat.
Menselijk leven begint met wat de Bijbel noemt “vergankelijk zaad”, nl. fysieke manlijke zaadcellen. Goddelijk leven begint met hetgeen onvergankelijk is: de Heilige Geest van God die in de mens komt. Evenals het menselijke embryo moet groeien totdat het een foetus wordt, dat op zijn beurt weer moet groeien tot het punt waarop het in de menselijke familie wordt geboren, zo moet ook de Christen in wie goddelijk leven is begonnen door de gift van Gods onvergankelijke Geest, groeien naar volmaaktheid om geboren te worden in de familie van God. Dan zal hij volmaakt zijn en niet meer kunnen zondigen.
Die vervolmaking van heilig en rechtvaardig karakter moet evenwel (met Gods hulp en de bijstand van Zijn Geest) tijdens dit menselijke leven—het geestelijke “zwangerschapsstadium”—door ontwikkeling tot stand komen.
De Kerk moet haar leden echter niet alleen voeden met het Woord van God, het geestelijke voedsel, maar ook moet zij deze verwekte, doch nog ongeboren kinderen beschermen tegen geestelijk letsel, zoals we in het volgende vers kunnen zien: “Dan zijn wij niet meer onmondig [kinderen], op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt” (Efeziërs 4:14).
Vervolgens zullen wij die in de Kerk, onze geestelijke moeder, zijn, ten tijde van de opstanding, uit haar verlost en in het Koninkrijk geboren worden als de uit geestelijke wezens bestaande Familie van God.
Nu reeds kinderen van God
Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods (Romeinen 8:14). Het ongeboren kind in de schoot van zijn moeder is het kind van zijn vader en moeder, hoewel het nog niet geboren is. Zo zijn wij, als Gods Geest in ons woont en wij door die Geest geleid worden, kinderen van God. Wij bevinden ons nu evenwel in het stadium van zwangerschap, nog niet in dat van geboorte of baring. Ook zijn wij nog maar erfgenamen—we hebben nog niet geërfd!
Lees maar verder: “Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in Zijn lijden, is dat om [in de toekomst—bij de opstanding] ook te delen in Zijn verheerlijking” (vs. 17).
Zie nu hoe het volgende gedeelte de opstanding tot heerlijkheid beschrijft, wanneer wij door een geboorte geest zullen zijn!
“Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden van de zonen Gods”—dat is het tijdstip van Christus’ wederkomst om te regeren en tevens het tijdstip van de opstanding tot geestelijk wezen—“… omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden (een geboorte) tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is” (vs. 19-22).
Hier is nog een overeenkomst. Wij zullen uit deze wereld worden bevrijd (de Kerk is in, maar niet van deze wereld) en worden gebracht in de ideale wereld van morgen en het Koninkrijk dat die wereld zal regeren.
De schepping wacht op het tijdstip van Christus’ wederkomst, de opstanding en het Koninkrijk Gods, want zij zal bevrijd worden van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid. Nu is dat nog niet het geval. Het komt—bij de opstanding. Hoewel dit niet direct slaat op onze wedergeboorte, is het wel een rechtstreekse vergelijking met de geboorte van een baby die uit de baarmoeder wordt verlost.
De opstanding, het tijdstip waarop wij in geest veranderd worden en het Koninkrijk beërven, zal een tijd zijn van verlossing uit de dienstbaarheid aan vergankelijk vlees en uit deze wereld van zonde—een daadwerkelijke geboorte.
Wordt vervolgd...