Will van Wingerden/Unsplash
Het ongelooflijke potentieel van de mens eindelijk aan het licht gebracht (Vijfde deel)
Vervolgd van Het ongelooflijke potentieel van de mens eindelijk aan het licht gebracht (Vierde deel)
Het heelal met nu dode hemellichamen
Leg het voorgaande nu eens naast hetgeen in het achtste hoofdstuk van Romeinen is geopenbaard.
Daar wordt gesproken over Christus als Gods Zoon: “… opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen” (Romeinen 8:29). Mensen die Gods Heilige Geest bezitten, zijn erfgenamen van God en mede-erfgenamen met Christus die, als enige van alle mensen, door de opstanding uit de doden, reeds geboren is als Gods Zoon (Romeinen 1:4). Hij is de eerste van de menselijke familie die in de familie van God—het Koninkrijk Gods—geboren is. Hij is voor ons de Leidsman die ons is voorgegaan. Wij zullen Hem volgen bij de opstanding der rechtvaardigen ten tijde van Christus’ wederkomst op aarde in grote macht en heerlijkheid.
In hoofdstuk 8 van Romeinen wordt in vers 9 gezegd dat, als wij Gods Heilige Geest in ons hebben, wij zijn verwekte zonen zullen zijn, maar als wij Zijn geest niet hebben, behoren wij Hem niet toe; m.a.w. wij zijn helemaal geen Christenen. In vers 11 wordt echter gezegd dat, als wij Gods Geest hebben en die in ons toeneemt en ons leidt, wij uit de doden zullen worden opgewekt door Zijn Geest (of, als wij nog in leven zijn ten tijde van Christus’ wederkomst, wij op slag van sterfelijke in onsterfelijke wezens zullen worden veranderd).
Vervolgens: “Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods … Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn. Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus; immers, indien wij [in dit leven] delen in Zijn lijden, is dat om ook te delen in Zijn verheerlijking. Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden (Romeinen 8:14-18).
En verder: Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods. Want de schepping [d.w.z. alle zonnen, planeten, sterren en manen] is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping [de sterren, zonnen en manen, thans in een toestand van vergankelijkheid en nutteloosheid geraakt] in al haar delen zucht en in barensnood is. En niet alleen zij [de schepping], maar ook wijzelf, die de Geest als eerste gave ontvangen hebben [wij, de door Gods Geest verwekte mensen, de zeer weinigen die tot het behoud worden geroepen, de “eerstelingen”], zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap [onze geboorte als zonen] … (vs. 19-23).
Wat een wonderbaarlijke kennis wordt ons hier geopenbaard!
Zouden er ooit verbazingwekkender, meer ontzagwekkende en meer onthullende passages kunnen worden geschreven?
Dit is een zó verbijsterende openbaring dat wij dit alles niet in zijn volle diepte en strekking kunnen bevatten, wanneer wij het vluchtig lezen.
Ik ben begonnen met een aanhaling uit Romeinen 8, vers 29, waarin staat dat Christus de eerstgeborene was van vele broederen.
In Hebreeën 1 zien wij dat Christus, de eerste mens die door Zijn opstanding uit de doden tot Gods zoon werd geboren, verheerlijkt is en nu het ganse heelal draagt door het woord van Zijn kracht. Hij is onze Leidsman die ons is voorgegaan. Bij Zijn wederkomst op aarde in macht en heerlijkheid zullen zij die bekeerd zijn en Gods Heilige Geest hebben ontvangen, door een opstanding in de familie van God worden geboren. Dan zal het ganse heelal aan hen worden onderworpen.
Daarna heb ik geciteerd uit Romeinen 8: indien wij geleid worden door Gods Heilige Geest in ons, zullen wij verhoogd worden tot uit geest bestaande onsterfelijke wezens in de familie van God evenals Christus bij Zijn opstanding in het jaar 31 n.Chr.
Nogmaals vers 19: Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods. Dit gebeurt ten tijde van de opstanding, wanneer zij die fysiek zijn, door opstanding of onmiddellijke verandering van sterfelijk vlees tot onsterfelijke geest, Gods zonen zullen worden.
Laat dit goed tot u doordringen. Waarom zou het ganse heelal—de schepping—met reikhalzend verlangen wachten op de geboorte, het openbaar worden van al deze zonen Gods die in Gods familie zullen worden geboren? De daarop volgende verzen geven een beeld van een heelal vol hemellichamen in een staat van verval en vergankelijkheid—nu onderworpen aan deze dode staat, maar blijkbaar toch in hoop en verwachting. Omdat ook de schepping zelf [het universum dat nu niet in staat is leven te onderhouden] van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods.
Op welke wijze zijn alle hemellichamen in deze staat van “dienstbaarheid” geraakt? God heeft ze zeker niet zo geschapen!
Verval duidt op een staat of toestand veroorzaakt door degeneratie en ontbinding van een eerdere niet vervallen toestand. God schiep deze planeten dus niet in een staat van verval. Er gebeurde iets waardoor de achteruitgang begon.
Wat kan de oorzaak geweest zijn van al deze “dienstbaarheid aan de vergankelijkheid”?
Het kan niet de toestand zijn waarin God ze schiep. Uit alles wat wij in Gods geopenbaarde Woord lezen over Gods schepping blijkt dat deze volmaakt was. De aarde werd aanvankelijk als een volmaakte schepping vol heerlijke schoonheid geschapen. Meer hierover kunt u lezen in hoofdstuk vier.
Wij zullen zien dat vóór de schepping van de mens engelen de aarde bewoonden—engelen die volmaakt waren vanaf hun schepping, totdat ongerechtigheid of wetteloosheid in hen werd gevonden. Zij waren er de oorzaak van dat het gehele oppervlak van de aarde in een toestand van vergankelijkheid, wanorde en leegte geraakte.
Zou het heelal oorspronkelijk zo zijn geschapen dat leven daarin mogelijk was? Dit wordt ons niet met zoveel woorden in Gods geopenbaarde Woord gezegd, maar wát wij erin lezen, werpt meer licht op de vraag waarom God besloot de mens te scheppen.
We lezen verder in Romeinen 1:22: “Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is.” Let erop dat de schepping hier wordt vergeleken met een vrouw die op het punt staat een kind te baren. De schepping wordt beschreven als zuchtend in barensnood in afwachting van de geboorte van de kinderen Gods (vs. 21-22). Het is alsof de schepping de moeder en God de vader is. Hoe het zij, de strekking van deze verzen is dat, als wij als bekeerde mensen uit God worden geboren—en daardoor de kracht en heerlijkheid Gods bezitten—wij datgene zullen gaan doen wat God deed, toen de aarde nog “woest en ledig” was (tohu en bohu in de Hebreeuwse grondtekst van Genesis 1:2). Christus die het aangezicht der aarde vernieuwde (Psalm 104:30), vernieuwde daarmee wat door de rebellie van de tot zonde vervallen engelen was vernield.
Wat in deze wonderbaarlijke passages ligt opgesloten gaat veel verder dan wat de geopenbaarde woorden als zodanig zeggen.
Voor een volledig begrip van de boodschap van het Koninkrijk Gods zijn vele hoofdstukken als dit nodig. Het is een allesomvattend onderwerp.
De bovenaangehaalde teksten duiden precies op datgene waarop ook de astronomen wijzen en waarvoor de wetenschap vele bewijzen heeft, namelijk dat de zonnen zijn als vuurballen die licht en warmte afgeven, maar dat de planeten, met uitzondering van de aarde, tot een doodse toestand van woestheid en ledigheid zijn vervallen—echter niet voor eeuwig: zij wachten tot de tijd waarop bekeerde mensen zullen worden geboren als kinderen Gods, geboren in Gods familie die dan het Koninkrijk Gods vormt.
Het evangelie van Jezus gaat over het Koninkrijk Gods. Wat ik u hier duidelijk wil maken is dat het evangelie van Christus over het Koninkrijk in feite al de kennis bevat die hier wordt onthuld: het gehele universum zal worden beheerd door ons, die, met God de Vader en met Christus, het Koninkrijk van God zullen vormen.
God is in de eerste plaats Schepper, maar Hij is ook Heerser. En Hij is de Leraar die kennis openbaart verre boven het begripsvermogen van het menselijk verstand!
Indien u alle teksten die ik in dit hoofdstuk heb geciteerd, in samenhang met elkaar beschouwt, zult u een idee krijgen van het ongelooflijke potentieel van de mens. Onze toekomst is in Gods familie geboren te worden en algehele macht te ontvangen. Ons zal de macht over het ganse heelal worden gegeven!
Wat houdt dit in? Uit deze teksten blijkt dat wij leven zullen schenken aan miljarden en miljarden dode planeten, zoals leven aan de aarde is geschonken. Wij zullen scheppen op aanwijzing en instructie van God. Wij zullen tot in alle eeuwigheid heersen. Openbaring 21 en 22 laten zien dat er dan geen pijn, geen lijden, geen kwaad meer zal zijn, want dan zullen wij hebben geleerd Gods weg van het goede te kiezen. Het zal zijn een eeuwig leven van scheppen; wij zullen voortdurend in vreugdevolle verwachting uitzien naar nieuwe scheppingsprojecten en ook terugzien op wat wij hebben volbracht, in blijdschap en vreugde over wat wij tot stand hebben gebracht.
Nooit zullen wij moe of lusteloos worden. We zullen steeds levenslustig zijn—vol energie, vitaliteit, bruisend leven, kracht en macht.
Wat een potentieel!
Maar waarom? Wat was Gods bedoeling met dit alles?
Er is nog veel te onthullen. Met dit hoofdstuk, toegevoegd aan de vorige, zijn we pas begonnen met uit te leggen wat het ware evangelie is.
Waarom de tegenstand ertegen? Wat is de oorzaak van alle menselijke ellende en leed?
Wat is de oorsprong van kwaad?
Wat is de oorsprong en bron van de menselijke natuur en hoe komt de mens eraf?
Waarom is de mens sterfelijk gemaakt, van aardse stof? Waarom bezit de mens, die uit dezelfde stof is gemaakt als de dieren en dezelfde dood sterft als de dieren, een geest die duizendmaal meer kan presteren dan sommige zoogdieren wier hersenen, zowel in omvang als in opbouw, nagenoeg gelijk zijn aan die van de mens? Waarin ligt het verschil? Waarom staat de mens die toch een geest bezit waarmee hij in staat is computers te construeren en mensen naar de maan en weer terug te brengen, zo volslagen machteloos tegenover zijn eigen problemen en zijn relaties met zijn medemensen op aarde?
Dit alles zal ik u duidelijk maken.
De wetenschap heeft geen antwoorden; de religie weet het ons niet te vertellen het onderwijs is wat deze vragen betreft onwetend.
Als u doorleest, vindt u de eenvoudige en zuivere waarheid!
Vervolgd op Preëxistentie vóór het stoffelijke heelal (Eerste deel)