Valor Kopeny/Unsplash
Het Mysterie van het Koninkrijk van God (Zestiende deel)
Vervolgd van Vervolgd op Het Mysterie van het Koninkrijk van God (Vijftiende deel)
Groei in kennis en karakter in het millennium
Zoals de bekeerde Christen in dit huidige tijdperk een leven van zelfoverwinning en geestelijke groei en ontwikkeling moet blijven leiden (2 Petr. 3:18), zo zullen de mensen dat ook in het millennium moeten doen. Gelukkig hoeven zij dan niet meer Satan te overwinnen. Maar alle slechte neigingen, gewoonten of verleidingen die aangeboren zijn zullen zij wel moeten overwinnen.
Met slechts één Kerk—één godsdienst, één geloof—zullen er talrijke plaatselijke kerkgemeenten zijn. Er zullen districtshoofden, dienaren, oudsten, diakenen en diakonessen in iedere plaatselijke gemeente zijn.
Het doel van de Kerk van deze tegenwoordige tijd is te functioneren als Gods opleidingsinstituut voor leraren, om hen op te leiden in geestelijke kennis en goddelijk karakter, opdat aan het begin van de 1000-jarige wonderbaarlijke heerschappij van Christus op aarde alle posities worden bekleed.
Aan het eind van deze ophanden zijnde regering van Christus op aarde komt het laatste oordeel.
Ik heb in dit boek al gezegd dat, ten tijde van de zonde van de eerste Adam, God de mensheid als geheel afsloot van de „boom des levens”, het symbool van Gods gift van Zijn Heilige Geest en de verwekking tot onsterfelijk goddelijk leven, totdat Christus, de tweede Adam, Satan op de troon van de aarde zal hebben vervangen en begonnen is met Zijn regering over alle volken op aarde.
Tevens hebben wij behandeld hoe de profeten een voorfundering vormden voor de Kerk van God. En de apostel Petrus vermeldt (1 Petr. 4:17) dat het oordeel met de Kerk is begonnen. Degenen die God gedurende dit tijdperk van de Kerk roept om door Jezus Christus tot Hem te komen, worden hier en nu, gedurende dit leven, geoordeeld. Maar het oordeel is nog niet tot de wereld gekomen.
Betekent dit dat de wereld vrij is om te zondigen? Helemaal niet. God laat de mensen toe te zondigen, maar zij worden nu nog niet wegens hun zonden geoordeeld.
Na het millennium
Na de duizendjarige regering van Christus en de Kerk op aarde volgt evenwel de tijd van Gods oordeel over deze wereld. Een misdadiger kan een grote misdaad hebben begaan, zelfs een moord. Maar tot hij is gepakt en voor een rechter heeft terechtgestaan, is hij nog niet geoordeeld of veroordeeld.
Tijdens het laatste oordeel, met Christus op de rechterstoel, zal iedere mens die in deze wereld heeft geleefd weer tot leven worden gebracht (Openbaring 20:11-12). Zij zullen dan rekenschap geven van de zonden die zij in hun eerste leven hebben begaan.
De doden in Christus ten tijde van Jezus’ wederkomst zullen opstaan tot onsterfelijk, goddelijk leven, en de nog levenden die in Christus zijn bij Zijn komst en die door Zijn Heilige Geest worden geleid, zullen in een ogenblik tot onsterfelijk goddelijk leven worden veranderd. Gedurende de duizend jaar zullen zij met en onder Christus regeren en onderwijzen. Maar alle anderen die zijn gestorven zullen pas weer aan het einde van het millennium leven (Openbaring 20:5).
Het 37e hoofdstuk van Ezechiël toont eveneens de opstanding ten tijde van het oordeel. Dit 37e hoofdstuk is de profetie van de „dorre beenderen”. De Bijbel zelf interpreteert deze dorre beenderen in vers 11, waar staat dat deze dorre beenderen het Huis van Israël zijn: „Zie, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vervlogen …” Zoals de profetie zegt: „Toen zeide Hij tot mij: Profeteer over deze beenderen en zeg tot hen: gij dorre beenderen, hoort het woord des Heren. Zo spreekt de Here Here tot deze beenderen: Zie, Ik breng geest in u, en gij zult herleven; Ik zal spieren op u leggen, vlees op u doen komen, u met een huid overtrekken en geest [adem] in u brengen, zodat gij herleeft; en gij zult weten, dat Ik de Here ben” (vs. 4-6).
Vervolgens spreekt deze profetie over het Oordeel van de Grote Witte Troon, wanneer dit gehele Huis van Israël, dat zo ernstig tegen God zondigde, weer tot leven is gewekt.
De profetie vervolgt: „Ik nu profeteerde zoals mij bevolen was, en zodra ik profeteerde, ontstond er een geruis, en zie, een beweging, en de beenderen voegden zich aaneen zoals zij bij elkander behoorden; ik zag toe, en zie, er kwamen spieren op, en vlees, en er trok een huid overheen; maar geest [adem] was er nog niet in hen. Daarop zeide Hij tot mij: Profeteer tot de geest [wind], profeteer, mensenkind, en zeg tot de geest [wind]: zo zegt de Here Here: kom van de vier windstreken, o geest, en blaas in deze gedoden, zodat zij herleven. Toen profeteerde ik, zoals Hij mij bevolen had; en de geest [adem] kwam in hen en zij herleefden en gingen op hun voeten staan, een geweldig groot leger” (vs. 7-10).
Dit toont aan dat zij worden teruggebracht tot sterfelijk leven, in stand gehouden door het inademen van lucht, precies zoals in hun oorspronkelijke leven. Dat wil zeggen, sterfelijk leven—nog steeds onbekeerd. Vervolgens zegt God: „Zie, Ik open uw graven en zal u uit uw graven doen opkomen, o mijn volk, en u brengen naar het land Israël.” Dit is de opstanding voor het Oordeel van de Grote Witte Troon. Alle Israëlieten uit de oudheid zullen opstaan, sterfelijk zoals in hun eerste leven. En wat dan? „En gij zult weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik uw graven open en u uit uw graven doe opkomen, o mijn volk. Ik zal mijn Geest in u geven, zodat gij herleeft en Ik zal u doen wonen in uw land: en gij zult weten, dat Ik, de Here, het gesproken en gedaan heb, luidt het woord des Heren” (vers 13-14).
Met andere woorden, tijdens het Oordeel van de Grote Witte Troon na het millennium zal het oudtestamentische Israël weer tot leven worden gewekt; dan zullen zij „de Here kennen”. Gods kennis zal tot hen komen. Deze opgestane mensen zullen dan het volgende lezen: „Daar zult gij terugdenken aan alle handel en wandel, waarmee gij u verontreinigd hebt, en van uzelf walgen om al de slechte daden die gij bedreven hebt. En gij zult weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik ter wille van mijn naam niet met u doen zal naar uw verkeerde wandel en naar uw verdorven handel, huis Israëls, luidt het woord van de Here Here” (Ezechiël 20:43-44).
Lees nogmaals Ezechiël 37:14 voor wat er na deze bekering zal gebeuren: „Ik zal mijn Geest in u geven, zodat gij herleeft en ik zal u doen wonen in uw land; en gij zult weten, dat Ik, de Here, het gesproken en gedaan heb, luidt het woord des Heren.”
Zo zullen zij tijdens het Oordeel van de Grote Witte Troon te weten komen dat Christus de Verlosser is gekomen en voor hen is gestorven. En na hun bekering zullen zij de Heilige Geest ontvangen en daarmee behoud en eeuwig leven.
Alle mensen die hebben geleefd en die niet eerder werden geoordeeld, niet alleen Israël, maar alle volken, zullen tot sterfelijk leven worden opgewekt, fysiek zoals zij waren in hun eerste leven tot aan de tijd van hun dood. De mensen in dit oordeel zullen sterfelijk zijn. Zij zullen dan rekenschap afleggen en geoordeeld worden. Betreffende dit Oordeel van de Grote Witte Troon zei Jezus: „De mannen van Nineve zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht en het veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona en zie, meer dan Jona is hier. De koningin van het Zuiden zal in het oordeel optreden met dit geslacht en het veroordelen, want zij is gekomen van de einden der aarde om de wijsheid van Salomo te horen, en zie, meer dan Salomo is hier” (Mattheüs 12:41-42; ook in Lukas 11:31-32). Bovendien: „Ik zeg u, dat het voor Sodom in die dag draaglijker zal zijn dan voor die stad … Doch het zal voor Tyrus en Sidon draaglijker zijn in het oordeel dan voor u” (Lukas 10:12, 14). Er zullen straffen zijn. Zij die weinig hebben gezondigd zullen weinig slagen krijgen, maar zij die ernstig hebben gezondigd terwijl zij Gods wil kenden, zullen veel slagen ontvangen (Lukas 12:47-48).
De straf op de zonde is evenwel de dood in het laatste oordeel. Aangezien alle mensen hebben gezondigd zullen allen schuldig worden bevonden en veroordeeld worden. Maar zij zullen horen dat Jezus Christus in hun plaats de straf heeft ondergaan. En door bekering, die uit hun daden moet blijken, zullen zij in die tijd alsnog een gelegenheid krijgen het leven te kiezen en onsterfelijk te worden gemaakt.
Wat een genadige God is de Schepper, wiens barmhartigheid jegens ons zo groot is als de hemelen hoog boven de aarde zijn. En onze overtredingen kan Hij even ver van ons verwijderen als het oosten van het westen is (Psalmen 103:12).
Maar er is nog meer! Nog veel meer!
Vervolgd op Het Mysterie van het Koninkrijk van God (Zeventiende deel)