Rodrigo Vergara/Unsplash
Het Mysterie van het Koninkrijk van God (Elfde deel)
Vervolgd van Het Mysterie van het Koninkrijk van God (Tiende deel)
De volmaakte regering
Inderdaad, Jezus Christus zal zeer spoedig op aarde terugkeren. Hij zal met macht en glorie komen. Hij komt om over alle naties te regeren!
Dit bestuur, deze heerschappij zal Hij echter niet geheel alleen uitoefenen. Hij komt om een wereldregering te vestigen. Het zal een regering met een hoge organisatiegraad zijn. Er zullen veel gezaghebbende functies zijn.
Het is nu tijd om de werking van deze volmaakte vorm van bestuur uiteen te zetten.
In de eerste plaats is het de regering van God—geen menselijke regering. De mensen willen het nog niet erkennen, maar door 6000 jaar ondoelmatig, klungelig menselijk wanbestuur heeft de mens bewezen absoluut niet in staat te zijn zichzelf te regeren.
Wat betreft de bekwaamheid van de mens om te regeren en te besturen zegt God over de huidige regeringsfunctionarissen. „Er is niemand die een gegronde aanklacht indient [die voor de gerechtigheid roept—SV], en niemand die naar waarheid richt; zij vertrouwen op ijdelheid, spreken valsheid, gaan zwanger van moeite en baren onheil … Hun voeten snellen naar het kwade en haasten zich om onschuldig bloed te vergieten; hun gedachten zijn onheilsgedachten, verwoesting en verderf zijn op hun wegen. De weg des vredes kennen zij niet, en er is geen recht in hun sporen; zij gaan langs kronkelpaden; niemand die ze betreedt, kent vrede” (Jesaja 59:4, 7-8).
Onder dit menselijk wanbestuur zegt het volk dan: „Daarom blijft het recht ver van ons en de gerechtigheid bereikt ons niet. Wij wachten op licht [de oplossing van maatschappelijke, persoonlijke, nationale en wereldproblemen] en zie, er is duisternis; op stralende helderheid en wandelen in dichte donkerte. Wij tasten als blinden langs de wand, als wie geen ogen hebben, tasten wij; wij struikelen op de middag als in de schemering, wij zijn in de kracht van ons leven aan doden gelijk” (Jesaja 59:9-10).
Dan wordt in dit hoofdstuk, dat onze tijd voorspelt, de uiteindelijke oplossing gegeven: „Maar als Verlosser komt Hij voor Sion …” (vs. 20). En verderop: „Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heren gaat over u op” (Jesaja 60:1).
De enige hoop op rechtvaardigheid, op vrede, op waarheid, op de juiste oplossing voor alle problemen van deze wereld, is gelegen in de komst van Christus in macht en heerlijkheid om een wereldregering te vestigen. De juiste regering. De regering van God!
In deze en tal van andere passages laat God in Zijn Woord aan de mensheid zien hoe volslagen hulpeloos de mens is in het besturen van zichzelf en zijn medemensen. Zesduizend jaar menselijke ervaring hebben de mensheid nu op de rand van algehele zelfmoord gebracht.
Met andere woorden, de eerste 6000 jaar van Gods 7000-jaren plan werden aan Satan toegewezen om hem zijn werk van het misleiden van de wereld te laten uitvoeren, gevolgd door 1000 jaar (één duizendjarige dag) waarin Satan zijn „werk” van bedrog niet zal mogen verrichten. Nog anders gezegd, God bestemde zes ‘duizend jaar durende’ dagen om de mens toe te staan aan het geestelijke werk van de zonde toe te geven, gevolgd door één millennium van geestelijke rust onder de hem opgelegde regering van God.
Een vanaf den beginne geplande regering
Nu volgt een wonderbaarlijke waarheid.
Wat nu volgt is het geopenbaarde inzicht in de prachtige planning, voorbereiding en organisatie van de volmaakte regering van God.
Er zullen geen onbekwame en zelfzuchtige ambitieuze politici zijn die de teugels van de macht in hun begerige handen proberen te krijgen door middel van de bedrieglijke politieke methoden van deze wereld. Tegenwoordig wordt de mensen gevraagd om op mensen te stemmen van wie zij weinig weten, mensen wier kwalificaties grotendeels verkeerd worden voorgesteld. In de spoedig komende regering van God is iedereen die met gezag wordt bekleed beproefd en getest, opgeleid, ervaren en geschikt bevonden, volgens de maatstaven van God. Dit feit illustreert het doel en de noodzaak van de Kerk. De functie van de Kerk is niet slechts het bekeren van de „eerstelingen”, niet louter behoud te brengen aan hen die uit de wereld en in de Kerk worden geroepen, maar hen voor te bereiden op en op te leiden voor deze posities van leiderschap in het koninkrijk, wanneer behoud voor iedereen die dan leeft toegankelijk zal zijn.
God maakt plannen voor de lange termijn, maar niet alleen voor Zijn regering die over deze aarde zal heersen. Hij had in wezen tegen Adam gezegd: „Ga heen en vorm je eigen menselijke regeringen, schep in je eigen verbeelding je eigen goden en godsdiensten: ontwikkel je eigen kennis en onderwijsstelsel en creëer je eigen maatschappelijke stelsels (in één woord, organiseer je eigen menselijke beschaving).”
Toen God de mens veroordeelde om 6000 jaar van Hem afgesneden te leven, behield Hij zich echter het recht voor om voor Zijn doel uitverkoren mensen tot een bijzondere dienst en tot contact met Hem te roepen. Gedurende deze dagen van de mens heeft God voorbereidingen getroffen voor Zijn eigen duizendjarige beschaving in al haar aspecten—bestuurlijk, onderwijskundig en godsdienstig—voor Zijn beschaving in haar geheel.
Het begon allemaal met Abraham.
In zijn tijd was er slechts één mens op aarde die tegelijkertijd een sterk karakter had en volkomen en nederig aan God onderworpen was en gehoorzaam was aan Gods wetten, Zijn aanwijzingen en heerschappij.
Die man was Abraham.
God begon de opleiding voor gezagsdragers in topposities in zijn komende wereld met Abraham. Abraham leefde in de hoogst „ontwikkelde”, de meest „hoogstaande” beschaving, en naar men dacht, in de meest aantrekkelijke omgeving.
God zei tot Abraham (toen Abram genaamd): „Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal” (Genesis 12:1).
Er ontstond geen discussie. Abraham zei niet: „Maar waarom? Waarom moet ik alle genoegens van deze beschaving opgeven, zelfs mijn verwanten en vrienden?” Abraham begon niet te redetwisten of te treuzelen.
Er staat eenvoudig: „Toen ging Abram …” (vs. 4).
Abraham werd zwaar beproefd. Maar na zijn dood zei God dat „Abraham naar Mij geluisterd en mijn dienst in acht genomen heeft: mijn geboden, mijn inzettingen en mijn wetten” (Genesis 6:5).
Abraham werd voor een hoge positie in de regering van God opgeleid, de regering die nu spoedig het bestuur over de wereld zal voeren. Hij geloofde in, was gehoorzaam en trouw aan Gods regering, haar inzettingen en wetten.
Abraham ontving de beloften waarop het behoud van ieder mens, door Christus, is gebaseerd. Hij wordt de vader (figuurlijk) van de gelovigen genoemd (Galaten 3:7). Aan de heidenen van Galatië schreef de apostel Paulus: „Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij [heidenen] zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen” (Galaten 3:29). In het 16e vers had hij gezegd: „Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad [zijn afstammeling—Christus] …”
God maakte een begin met de voorbereidingen voor Zijn Koninkrijk, met de opleiding van het hoogste personeel voor posities in Gods beschaving, met Abraham. Toen Abraham gehoorzaam bleek, zegende God zijn arbeid en stond hem toe rijk te worden. God schonk hem ervaring in het verstandig omgaan met grote rijkdom en in het leiding geven aan een groot aantal mensen.
Izaäk werd door de God vrezende, God gehoorzamende Abraham opgevoed naar Gods geboden, in gehoorzaamheid aan Gods regering. Hij werd samen met zijn vader Abraham erfgenaam. Ook hij werd getraind in gehoorzaamheid en daarnaast in het leiden en besturen van anderen.
Vervolgens werd Jacob, geboren met dit rijke erfdeel, opgevoed om hetzelfde patroon als Abraham en Izaäk te volgen. Hoewel zijn schoonvader hem bedroog en onderdrukte, werd ook Jacob rijk. Hij was menselijk, evenals Abraham en Izaäk en alle mensen. Hij maakte fouten. Maar hij overwon ze. Hij bekeerde zich. Hij zegevierde met God. Hij gaf nooit op! Hij ontwikkelde de kwaliteiten en het karakter van een leider. Hij werd de stamvader van de twaalf machtigste volken van de spoedig komende wereld van morgen.
Vervolgd op Het Mysterie van het Koninkrijk van God (Twaalfde deel)