Tim Foster/Unsplash
Het Mysterie van de Mens (tweede deel)
Vervolg van Het Mysterie van de Mens (eerste deel)
D
e mens naar Gods beeld
Om de aarde op de schepping van de mens voor te bereiden vernieuwde God het aardoppervlak. Dit wordt verklaard in Psalm 104:30: „Zendt Gij uw Geest uit, zij worden geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat van de aardbodem.”
Nu terug naar Genesis 1:2: De aarde was in een staat van woestenij gekomen. „… en de Geest Gods zweefde over de wateren.”
Het eerste wat God deed was de duisternis weer terugbrengen tot licht zoals het oorspronkelijk was. God zei: „… Er zij licht: en er was licht” (Genesis 1:3).
In zes dagen vernieuwde God dus het oppervlak van de aarde (deze vernieuwing was niet de oorspronkelijke schepping ervan, maar een herstel van de toestand van de oorspronkelijke schepping) ter voorbereiding op de schepping van de mens!
God scheidde het droge land van de oceanen. Vervolgens schiep Hij het plantenleven op het land, daarna het leven in het water, het dierlijk leven. In het Hebreeuws, de taal waarin Mozes schreef worden in de verzen 20, 21 en 24 de vertebraten of gewervelden nefesj genoemd (zielen in de Statenvertaling). Het woord nefesj betekent letterlijk vleselijk leven en verwijst naar fysiek leven en niet naar geest.
De aarde was opnieuw een volmaakte, maar vooralsnog onvoltooide, schepping—zonder de „finishing touches”.
Zoals eerder geschreven schept God in twee stadia. Dit kan worden vergeleken met het bakken van een taart. Eerst komt de kale taart uit de oven. Maar deze is pas compleet als het tweede stadium eraan is toegevoegd de slagroom en dergelijke. Dit verfraait, verrijkt en voltooit de taart.
God plaatste Lucifer en zijn engelen op de aarde. Het was Zijn bedoeling dat zij de schepping zouden voltooien door er, als het ware, de laatste hand aan te leggen teneinde de aarde te verfraaien, te ontwikkelen en te verrijken. Maar de engelen zondigden, hetgeen in chaos, verwarring en duisternis op deze planeet uitmondde.
Toen vernieuwde God het oppervlak van de aarde voor de mens, die gemaakt werd om te worden gevormd naar het karakterbeeld van God en ook naar de gelijkenis of vorm en gestalte van God. En God wilde dat de mens de „finishing touch” zou aanbrengen door de aarde te ontwikkelen en te verfraaien—door, als het ware, de slagroom op de taart te doen, om de mens zijn aandeel te laten hebben in de uiteindelijke schepping van de aarde. In plaats daarvan heeft de mens bijna ieder deel van de aarde dat zijn handen hebben aangeraakt geruïneerd, vervuild, bezoedeld en bedorven.
Het doel van de mens op aarde
Waarom plaatste de Schepper-God de mens op de aarde? Voor Gods uiteindelijke voornaamste doel van het vermenigvuldigen van Zichzelf—van het voortplanten van Zichzelf, als het ware, met als belangrijkste oogmerk het scheppen van rechtvaardig goddelijk karakter in uiteindelijk talloze miljoenen verwekte en geboren kinderen die Goddelijke wezens, leden van de Godfamilie, zullen worden.
De mens moest de fysieke aarde, zoals God die aan hem gaf, tot ontwikkeling brengen, de schepping ervan voltooien (wat zondigende engelen doelbewust hadden geweigerd) en daarmee de regering van God, door Gods levenswijze en door het ontwikkelen, in dit proces van het voltooien van de schepping van de mens, van Gods heilige, rechtvaardige karakter, met de instemming van de mens zelf.
Is dit volmaakte en rechtvaardige karakter eenmaal in de mens tot stand gekomen en de mens van sterfelijk vlees in onsterfelijke geest veranderd, dan volgt het ongelofelijke potentieel van de mens: de mens zal in het heilige gezin van God zijn geboren, de regering van God op de aarde zal worden hersteld en vervolgens zal de mens deelnemen aan de voltooiing van de schepping in de gehele uitgestrektheid van het universum! Dit ongelofelijke potentieel van de mens zal in dit boek volledig worden uiteengezet. God zal Zichzelf ontelbare miljoenen malen hebben vermenigvuldigd!
Dus op de zesde dag van de herscheppingsweek zei God (Elohim): „Laat Ons mensen maken naar Ons beeld, als Onze gelijkenis” (Genesis 1:26).
De mens werd gemaakt om (met zijn instemming) een bijzondere relatie met zijn Schepper te hebben! Hij werd in de vorm en de gestalte van God gemaakt. Om deze relatie mogelijk te maken kreeg hij een geest. Straks hierover meer.
De ziel is sterfelijk
God maakte de mens evenwel van materie! Dit was noodzakelijk voor de allerhoogste prestatie waartoe God had besloten.
„Toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem [lucht] in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen” [‘een levende ziel’—SV] (Genesis 2:7). De mens, die uit stoffelijke materie van de grond werd gevormd, werd een levende ziel. Er wordt niet gezegd dat de mens een onsterfelijke ziel is of heeft. Wat uit stoffelijke aarde werd gevormd, werd een ziel.
Het woord „ziel” is een vertaling van het oorspronkelijk door Mozes in het Hebreeuws geschreven woord nefesj. Het Hebreeuwse nefesj betekent slechts een ademend wezen. In het eerste hoofdstuk van Genesis worden dieren driemaal nefesj genoemd: Genesis 1:20: „levende wezens” (Hebreeuws: nefesj); Genesis 1:21: „grote zeedieren en alle krioelende levende wezens” (Hebreeuws: nefesj); Genesis 1:24: „levende wezens” (Hebreeuws: nefesj). De ziel is dus fysiek, samengesteld uit materie, en kan sterven. Dit is een waarheid die door slechts heel weinig kerkgenootschappen wordt geloofd en waarschijnlijk door geen enkele andere godsdienst—een bewijs waardoor de ene ware Kerk van God wordt geïdentificeerd!
Hoe de menselijke geest werkt
Nu komen we bij nog een waarheid die, zover mij bekend, exclusief is voor de ene ware Kerk van God.
Hebt u zich ooit afgevraagd waar het grote verschil tussen de geest van de mens en het dierlijk brein vandaan komt? Dit, tussen haakjes, is ook een bewijs voor de valsheid van de evolutietheorie!
Het fysieke brein van de hogere vertebraten in het dierenrijk is in wezen het zelfde wat betreft fysieke vorm, ontwerp en samenstelling als de menselijke hersenen. De hersenen van walvissen, olifanten en dolfijnen zijn groter, en die van een chimpansee bijna even groot. Toch is de „output” bij de hersens van de mens onbeschrijfelijk veel groter. Weinigen weten echter waarom!
Veel schriftgedeelten tonen aan dat er in de mens een geest is. Geest is geen materie, de mens wel. Om hem van Gods Heilige Geest te onderscheiden duid ik hem aan als de „menselijke” geest. Niettemin is hij geest en geen materie.
Deze „menselijke” geest verschaft de intelligentiekracht aan de fysieke menselijke hersenen. De geest kan niet zien, horen, proeven, ruiken of voelen. De hersenen zien via het oog, horen via het oor, enz. De menselijke geest kan uit zichzelf niet denken. Het fysieke brein denkt.
Welke functie heeft deze „menselijke” geest dan? Hij is geen „ziel.” Maar, 1e hij verleent denkkracht en verstand aan de menselijke hersenen; en 2e is hij juist dat middel dat God ons heeft ingegeven, dat een persoonlijke relatie tussen de menselijke mens en de goddelijke God mogelijk maakt. ▪
Wordt vervolgd …